Tłumaczenia dla hasła „sperrylith“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ˈSperr·sitz RZ. r.m. TEATR

Sperrsitz

stalles(plaats)

ˈsper·rig [ˈʃpɛrɪç] PRZYM.

sperrig

veel ruimte innemend [o. beslaand]

sperrig

volumineus

sperrig

hinderlijk

sperrige Güter

volumegoederen

ˈSperr·frist RZ. r.ż.

1. Sperrfrist PR.:

Sperrfrist

verbodstermijn

Sperrfrist

uitsluitingstermijn

2. Sperrfrist FIN.:

Sperrfrist

termijn van blokkering

3. Sperrfrist SPORT:

Sperrfrist

schorsingstermijn

ˈSperr·kon·to RZ. r.n. FIN.

Sperrkonto

geblokkeerde rekening

ˈsperr·an·gel·weit PRZYSŁ.

sperrangelweit

wagenwijd

sperrangelweit

wijd open

ˈSper·ling <Sperlings, Sperlinge> [ˈʃpɛrlɪŋ] RZ. r.m.

Sperling

mus

ˈsper·ren² [ˈʃpɛrən] CZ. cz. przech.

1. sperren (versperren):

sperren

afsluiten

sperren

versperren

sperren

stremmen

sperren

afzetten

eine Straße sperren

een straat [o. weg] afsluiten [o. afzetten]

jdm den Weg sperren

iem de weg versperren

gesperrt!

verkeer gestremd!

2. sperren (verbieden):

sperren

intrekken

den See für Boote sperren

het meer voor boten verbieden

den Urlaub sperren WOJSK.

de verloven intrekken

3. sperren (blockieren):

sperren

blokkeren

jdm das Gas sperren

bij iem het gas afsluiten

jdm das Konto sperren

iems rekening blokkeren

4. sperren (einschließen):

sperren

opsluiten

jdn in eine Zelle sperren

iem in een cel opsluiten

5. sperren SPORT (Hockey):

sperren

afhouden

6. sperren SPORT (ein Spielverbot verhängen):

sperren

schorsen

sperren

uitsluiten

7. sperren WYDAWN.:

sperren

spatiëren

8. sperren (schließen):

sperren poł. niem. austr.

sluiten

sperren poł. niem. austr.

dichtmaken