Tłumaczenia dla hasła „tabellieren“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

re·bel·ˈlie·ren [rebɛˈliːrən] CZ. cz. nieprzech.

rebellieren

rebelleren

rebellieren

in opstand komen

rebellierende Truppen

rebellerende [o. muitende] troepen

tail·ˈlie·ren [taˈjiːrən] CZ. cz. przech.

taillieren

tailleren

par·zel·ˈlie·ren [par͜tsɛˈliːrən] CZ. cz. przech.

parzellieren

verkavelen

parzellieren

in kavels verdelen

du·el·ˈlie·ren [duɛˈliːrən] CZ. cz. zwr.

duellieren

duelleren

mo·del·ˈlie·ren [modɛˈliːrən] CZ. cz. przech.

1. modellieren (formen):

modellieren

modelleren

modellieren

vormen

2. modellieren (in einem Modell darstellen):

modellieren

een model maken van

modellieren

nabootsen

Produktionsprozesse modellieren

productieprocessen nabootsen

ap·pel·ˈlie·ren [apɛˈliːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. appellieren podn. (sich auffordernd an jdn wenden):

appellieren

een beroep doen

appellieren

een oproep doen

appellieren

appelleren

an das Publikum appellieren

een oproep doen aan het publiek

an jds Gewissen/Nächstenliebe appellieren

op iems geweten/naastenliefde een beroep doen

2. appellieren podn. veraltet PR. (Berufung einlegen):

appellieren

hoger beroep aantekenen

appellieren

appelleren

ni·vel·ˈlie·ren [nivɛˈliːrən] CZ. cz. przech.

1. nivellieren podn. przen. (einander angleichen):

nivellieren

nivelleren

2. nivellieren (planieren):

nivellieren

waterpassen

eta·ˈblie·ren² [etaˈbliːrən] CZ. cz. zwr.

1. etablieren podn. (sich festigen):

etablieren

zich vestigen

2. etablieren (sich niederlassen):

etablieren

zich een plaats veroveren

etablieren

zich settelen

de·tail·ˈlie·ren [detaˈjiːrən] CZ. cz. przech.

1. detaillieren:

detaillieren

detailleren

einen Plan detaillieren

de bijzonderheden van een plan geven

2. detaillieren GOSP.:

detaillieren

en détail verkopen

bril·ˈlie·ren [brɪlˈjiːrən] CZ. cz. nieprzech. podn.

brillieren

uitblinken

brillieren

schitteren

an·nul·ˈlie·ren [anuˈliːrən] CZ. cz. przech. PR.

annullieren

annuleren

email·ˈlie·ren [emaˈjiːrən, emalˈ-] CZ. cz. przech.

emaillieren

emailleren

os·zil·ˈlie·ren [-ˈliːrən] CZ. cz. nieprzech. FIZ.

oszillieren

oscilleren

oszillieren

trillen

oszillieren

slingeren

in·stal·ˈlie·ren¹ [ɪnstaˈliːrən] CZ. cz. przech.

installieren

installeren

de·stil·ˈlie·ren [dɛstɪˈliːrən] CZ. cz. przech.

1. destillieren:

destillieren

distilleren

2. destillieren przen.:

destillieren

distilleren

destillieren

afleiden

pa·trouil·ˈlie·ren [patrʊlˈjiːrən] CZ. cz. nieprzech.

patrouillieren

patrouilleren

patrouillieren

op patrouille zijn

pro·to·kol·ˈlie·ren¹ [protokɔˈliːrən] CZ. cz. nieprzech.

protokollieren

notuleren

kon·trol·ˈlie·ren [kɔntrɔˈliːrən] CZ. cz. przech.

1. kontrollieren (überwachen, überprüfen):

kontrollieren

controleren

kontrollieren

aan een controle onderwerpen

2. kontrollieren (beherrschen):

kontrollieren

beheersen

den Markt kontrollieren

de markt beheersen

ta·bel·ˈla·risch [tabɛˈlaːrɪʃ] PRZYM.

tabellarisch

tabellarisch

tabellarisch

in tabelvorm

Ta·ˈbel·len·füh·rer(in) RZ. r.m.(r.ż.) SPORT

Tabellenführer(in)

lijstaanvoerder(lijstaanvoerster) r.m. (r.ż.)

Tabellenführer(in)

koploper(koploopster) r.m. (r.ż.)