Tłumaczenia dla hasła „vervliegt“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ver·ˈflie·gen¹ [fɛɐ̯ˈfliːgn̩] CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. verfliegen:

verfliegen

vervliegen

verfliegen

vervluchtigen

verfliegen

verdampen

2. verfliegen przen.:

verfliegen

vervliegen

sein Zorn ist verflogen

zijn toorn is snel verdwenen

ˈnerv·lich [ˈnɛrflɪç] PRZYM.

nervlich (in der psychischen Verfassung)

nerveus

nervlich (psychisch)

de zenuwen betreffend

be·ˈlegt [bəˈleːkt] PRZYM.

1. belegt (bewiesen):

belegt

bewezen

belegt

aangetoond

dieses Wort ist auch für die Schweiz belegt

dit woord komt ook in Zwitserland voor [o. wordt ook in Zwitserland aangetroffen]

2. belegt (Brötchen etc.):

belegt

belegd

3. belegt (besetzt):

belegt

bezet

das ganze Hotel war/alle Betten waren belegt

het hele hotel was/alle bedden waren bezet

4. belegt (Zunge):

belegt

beslagen

5. belegt (Stimme):

belegt

dof

belegt

hees

ge·ˈpflegt [gəˈ͜pfleːkt] PRZYM.

1. gepflegt (nicht vernachlässigt):

gepflegt

verzorgd

gepflegt

goed onderhouden

gepflegt

keurig

2. gepflegt (kultiviert):

gepflegt

gecultiveerd

gepflegt

beschaafd

3. gepflegt pot. (erstklassig, bei Produkten):

gepflegt

goed verzorgd

gepflegt

met zorg bereid [o. omringd]

über·ˈlegt [yːbɐˈleːkt] PRZYM.

überlegt

met overleg

überlegt

weloverwogen

überlegt

doordacht