Tłumaczenia dla hasła „ch-klank“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

klank <klank|en> [klɑŋk] RZ. r.m.

1. klank (toon, galm):

klank

Klang r.m.

klank

Ton r.m.

de klank van een fluit

der Klang einer Flöte

zijn naam heeft een goede klank przen.

sein Name hat einen guten Klang

2. klank (gearticuleerd spraakgeluid):

klank

Laut r.m.

gesloten/open klanken taalk.

geschlossene/offene Laute l.mn.

een woord is een opeenvolging van klanken

ein Wort ist eine Folge von Lauten

vreemde klanken

fremde Laute l.mn.

3. klank muz. l.mn.:

klank

Klänge l.mn.

gewijde klanken

heilige Klänge l.mn.

holle klanken

hohle Phrasen

holle klanken

leerer Schall

wan·klank <wanklank|en> [wɑŋklɑŋk] RZ. r.m.

wanklank

Misston r.m.

wanklank

Missklang r.m.

blank <blanke, blanker, blankst> [blɑŋk] PRZYM.

1. blank (licht gekleurd, ongekleurd):

blank

weiß

blank

hell

blank hout

naturbelassene(s) Holz r.n.

een blanke huid

eine weiße Haut

het blanke ras

die weiße Rasse

2. blank (onbeschreven, onbedrukt):

blank

weiß

blank

leer

het papier is nog blank

das Papier ist noch weiß [o. unbeschrieben]

3. blank (zuiver):

blank

rein

4. blank (onbedekt):

blank

blank

5. blank (onder water):

blank

überschwemmt

blank

unter Wasser

de kelder staat blank

der Keller steht unter Wasser

plank <plank|en> [plɑŋk] RZ. r.ż.

1. plank scheepv.:

plank (plat stuk hout)

Brett r.n.

plank (lang en zwaar)

Planke r.ż.

plank (zeer dik)

Bohle r.ż.

plank (vloerplank)

Diele r.ż.

zo stijf als een plank

so steif wie ein Brett

dat is van de bovenste plank przen.

das ist Spitzenklasse

een plank voor de kop hebben przen.

ein Brett vor dem Kopf haben

de plank misslaan

danebenhauen

voor zijn gezin brood op de plank brengen przen.

seine Familie ernähren

2. plank (toneel) l.mn.:

plank

Bretter l.mn.

plank

Bühne r.ż.

op de planken komen

auf die Bühne kommen

met het gas op de plank

mit Vollgas

slank <slanke, slanker, slankst> [slɑŋk] PRZYM.

slank

schlank

slank afkleden

schlank machen

zo slank als een den

(so) schlank wie eine Tanne [o. Gerte]

zo slank als een den

gertenschlank

aan de slanke lijn doen

auf die (schlanke) Linie achten

flank <flank|en> [flɑŋk] RZ. r.ż.

1. flank:

flank (zijde)

Seite r.ż.

flank (van dier vooral)

Flanke r.ż.

de flank van een gebouw

die Seite eines Gebäudes

2. flank:

flank mil., SPORT

Flanke r.ż.

de aanval vanuit de flank(en) gesch., SPORT

der Flankenangriff

hak·bank RZ. r.ż.

hakbank → hakblok

Zobacz też hakblok

hak·blok <hakblok|ken> [hɑɡblɔk] RZ. r.n.

hakblok

Hackklotz r.m.

hakblok

Hauklotz r.m.

chi·ca·ne <chicane|s> [ʃikanə] RZ. r.ż.

chicane

Schikane r.ż.

chicanes maken

schikanieren

klant <klant|en> [klɑnt] RZ. r.m.

1. klant (cliënt):

klant

Kunde r.m.

een vaste klant

ein Stammkunde

de klant is koning

der Kunde ist König

2. klant (persoon, kerel):

klant

Bursche r.m.

klant

Kerl r.m.

een rare klant

ein komischer Kerl

be·klant [bəklɑnt] PRZYM.

hij heeft een goed beklante zaak

sein Geschäft hat viel Kundschaft

klink <klink|en> [klɪŋk] RZ. r.ż. (deurkruk)

klink

Türklinke r.ż.

klink

Klinke r.ż.

klink

Türgriff r.m.

klonk CZ.

klonk 3. os. l.poj. cz. prz. van klinken¹, klinken²

Zobacz też klinken , klinken

klin·ken² <klonk, h. geklonken> [klɪŋkə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. klinken:

klinken (luiden, galmen)

klingen

klinken (luiden, galmen)

(er)tönen

klinken (weerklinken)

erklingen

er klinkt een luid gejuich

ein lautes Jubeln erklingt

er klonk een schot

es knallte ein Schuss

zijn stem klonk triomfantelijk

Triumph klang in seiner Stimme

zuiver/vals klinken

rein/falsch klingen

2. klinken (toeschijnen, voorkomen):

klinken

klingen

klinken

sich anhören

dat zal u vreemd in de oren klinken

das wird Ihnen fremd vorkommen

dat klinkt ongelofelijk

das hört sich unglaubwürdig an

dat klinkt ongelofelijk

das klingt unglaubhaft

3. klinken (toosten):

klinken

anstoßen

op iets klinken

auf etw B. anstoßen

klin·ken¹ <klonk, h. geklonken> [klɪŋkə(n)] CZ. cz. przech. (ambacht(elijk))

klinken

(ver)nieten

buizen/platen klinken

Röhren/Platten (ver)nieten

het zit geklonken przen.

die Sache ist unter Dach und Fach