W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „gewandte“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

ge·zind·te: rzeczownik
ge·waand: przymiotnik i przysłówek
ge·waad: rzeczownik
in·ge·wan·den: rzeczownik
be·wan·de·len: czasownik
ge·wa·pend: przymiotnik i przysłówek
ge·was·sen: przymiotnik i przysłówek
ge·wau·wel: rzeczownik
ge·wat·teerd: przymiotnik i przysłówek
strand·tent: rzeczownik
rond·te: rzeczownik
ge·wag
ge·was: rzeczownik
ge·waagd: przymiotnik i przysłówek

Widzisz podobne wyniki: gezindte , gewaad , gewaand , bewandelen , ingewanden , gewaagd , gewas , gewag , rondte , strandtent , gewatteerd , gewauwel , gewassen i gewapend

ge·zind·te <gezindte|n, gezindte|s> [ɣəzɪntə] RZ. r.ż.

Konfession r.ż.

Glaube r.m.

ge·waand [ɣəwant] PRZYM.

ge·waad <ge|waden> [ɣəwat] RZ. r.n.

Gewand r.n.

in·ge·wan·den [ɪŋɣəwɑndə(n)] RZ. l.mn.

1. ingewanden (inwendige delen van het lichaam):

Eingeweide r.n. meist l.mn.

de ingewanden verwijderen

die Eingeweide herausnehmen

2. ingewanden (het binnenste):

Innere(s) r.n.

be·wan·de·len <bewandelde, h. bewandeld> [bəwɑndələ(n)] CZ. cz. przech.

1. bewandelen (wandelen op):

2. bewandelen przen.:

nieuwe wegen bewandelen

neue Wege beschreiten [o. gehen]

ge·wa·pend [ɣəwapənt] PRZYM.

1. gewapend (met wapens):

met regenjas en paraplu gewapend przen. żart.

mit Regenmantel und Regenschirm bewaffnet żart.

gewapend verzet

bewaffnete(r) Widerstand r.m.

2. gewapend (met bijzondere versterking):

armiert spec.

het gewapend beton

gewapende kunststof

armierte(r) Kunststoff r.m.

3. gewapend przen. (versterkt, voorbereid):

ergens op gewapend zijn

auf etw C. gefasst sein

gewapend zijn tegen de kou

gegen die Kälte gewappnet sein

ge·was·sen¹ [ɣəwɑsə(n)] PRZYM.

Tusch-

een gewassen tekening

eine Tuschzeichnung

ge·wau·wel [ɣəwɑuwəl] RZ. r.n. geen l.mn.

Geschwätz r.n. pej.

Gefasel r.n. pej.

Geschwafel r.n. pej.

ge·wat·teerd [ɣəwɑtert] PRZYM.

Stepp-

een gewatteerde deken

eine Steppdecke

gewatteerde stof

wattierte(r) Stoff r.m.

strand·tent <strandtent|en> [strɑntɛnt] RZ. r.ż.

Strandkiosk r.m.

Strandcafé r.n.

Strandlokal r.n.

rond·te [rɔntə] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. rondte (kring):

Kreis r.m.

Runde r.ż.

in de rondte zitten

im Kreis sitzen

2. rondte (omtrek):

Runde r.ż.

Gegend r.ż.

Umkreis r.m.

vijf mijl in de rondte

fünf Meilen im Umkreis

als een bezetene sprong hij in de rondte

er sprang wie ein Besessener umher

ge·wag [ɣəwɑx]

gewag maken van iets

ge·was <gewas|sen> [ɣəwɑs] RZ. r.n.

1. gewas plantk.:

Gewächs r.n.

Pflanze r.ż.

uitheemse gewassen

exotische Gewächse l.mn.

2. gewas:

gewas (gekweekte planten, vruchten)

Gewächs r.n.

gewas (gekweekte planten, vruchten)

Wachstum r.n.

gewas (van graan)

Saat r.ż.

vruchten van eigen gewas

selbst gezüchtete(s) Obst r.n.

het gewas staat goed

die Saat steht gut

3. gewas (al wat er groeit aan planten):

Gewächs r.n.

Pflanzenwuchs r.m.

het jong gewas (bosbouw)

ge·waagd <gewaagde, gewaagder, gewaagdst> [ɣəwaxt] PRZYM.

1. gewaagd (gevaarlijk):

gewaagd spel spelen

ein gefährliches Spiel spielen

2. gewaagd (gedurfd, pikant):

een gewaagde toespeling

eine gewagte Anspielung

aan elkaar gewaagd zijn

sich C. in nichts nachstehen

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski