niderlandzko » niemiecki

over·gang <overgang|en> [ovərɣɑŋ] RZ. r.m.

1. overgang (plaats; verandering):

Übergang r.m.

2. overgang (een ander geloof, andere partij e.d.):

Übertritt r.m.

3. overgang (menopauze):

Wechseljahre l.mn.

bloed·gang [blutxɑŋ] RZ. r.m. geen l.mn.

le·vens·gang RZ. r.m.

levensgang → levensloop

Zobacz też levensloop

le·vens·loop [levənslop] RZ. r.m. geen l.mn.

2. levensloop (curriculum vitae):

Lebenslauf r.m.

mijn·gang <mijngang|en> [mɛiŋɣɑŋ] RZ. r.m.

zij·in·gang <zijingang|en> [zɛiɪŋɣɑŋ] RZ. r.m.

door·gang <doorgang|en> [dorɣɑŋ] RZ. r.m.

neer·gang [nerɣɑŋ] RZ. r.m. geen l.mn.

om·me·gang <ommegang|en> [ɔməɣɑŋ] RZ. r.m.

rond·gang <rondgang|en> [rɔntxɑŋ] RZ. r.m.

diep·gang [dipxɑŋ] RZ. r.m. geen l.mn. ook przen.

leer·gang <leergang|en> [lerɣɑŋ] RZ. r.m.

2. leergang (methode: als boek):

Lehrbuch r.n.

brand·gang <brandgang|en> [brɑntxɑŋ] RZ. r.m.

voort·gang <voortgang|en> [vortxɑŋ] RZ. r.m.

1. voortgang (vooruitgang):

2. voortgang (het voorwaarts gaan):

3. voortgang (voortzetting, vervolg):

Fortgang r.m.

on·der·gang [ɔndərɣɑŋ] RZ. r.m. geen l.mn.

stoel·gang [stulɣɑŋ] RZ. r.m. geen l.mn.

slak·ken·gang [slɑkə(n)ɣɑŋ] RZ. r.m. geen l.mn.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski