Tłumaczenia dla hasła „aandeel“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

aan·deel <aan|delen> [andel] RZ. r.n.

1. aandeel (deel van gemeenschappelijk bezit):

aandeel

Anteil r.m.

het evenredig aandeel

Quote r.ż.

aandeel hebben aan iems ongeluk

an jds Unglück C. mitschuldig sein

aandeel hebben in een zaak/in de winst econ.

Anteil an einem Geschäft haben/am Gewinn beteiligt sein

aandeel in een zaak hebben

an einer Sache teilnehmen

2. aandeel econ.:

aandeel

Aktie r.ż.

gewoon aandeel

Stammaktie

een maatschappij op aandelen

eine Aktiengesellschaft

het pakket aandelen

Aktienpaket r.n.

preferent aandeel

Vorzugsaktie r.ż.

aandeel op naam

Namensaktie r.ż.

aandeel aan toonder

Inhaberaktie r.ż.

Przykładowe zdania ze słowem aandeel

gewoon aandeel

Stammaktie

preferent aandeel

Vorzugsaktie r.ż.

een certificaat van aandeel

ein Aktienzertifikat

het evenredig aandeel

Quote r.ż.

aandeel op naam

Namensaktie r.ż.

aandeel aan toonder

Inhaberaktie r.ż.

aandeel in een zaak hebben

an einer Sache teilnehmen

aandeel hebben aan iems ongeluk

an jds Unglück C. mitschuldig sein

hij betwistte mij mijn aandeel

er machte mir meinen Anteil streitig

het aandeel in een vennootschap

der Gesellschaftsanteil

een werkzaam aandeel in iets hebben

sich aktiv an etw beteiligen

aandeel hebben in een zaak/in de winst econ.

Anteil an einem Geschäft haben/am Gewinn beteiligt sein