Tłumaczenia dla hasła „angeschlossen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

aan·ge·scho·ten [aŋɣəsxotə(n)] PRZYM.

aangeschoten

angeheitert

aan·ge·schre·ven [aŋɣəsxrevə(n)] PRZYM.

aangeschreven

angeschrieben

hij staat goed aangeschreven

er ist gut angeschrieben

de aangeschreven cirkel (van een driehoek) wisk.

Ankreis (eines Dreiecks) r.m.

af·los·sen <loste af, h. afgelost> [ɑflɔsə(n)] CZ. cz. przech.

1. aflossen (vervangen):

aflossen

ablösen

de wacht aflossen ook przen.

die Wache ablösen

2. aflossen (terugbetalen):

aflossen

tilgen

een hypotheek aflossen

eine Hypothek tilgen

geleend kapitaal aflossen

geliehenes Kapital zurückzahlen

in·los·sen <loste in, h. ingelost> [ɪnlɔsə(n)] CZ. cz. przech.

inlossen

einlösen

zijn woord inlossen przen.

sein Wort einlösen

ver·los·sen <verloste, h. verlost> [vərlɔsə(n)] CZ. cz. przech.

1. verlossen (bevrijden):

verlossen

erlösen

verlossen

befreien

een dier uit zijn lijden verlossen

ein Tier von seiner Qual erlösen

2. verlossen (bij een bevalling helpen):

verlossen

entbinden

on·ge·was·sen [ɔŋɣəwɑsə(n)] PRZYM.

ongewassen

ungewaschen

be·slis·sen¹ <besliste, h. beslist> [bəslɪsə(n)] CZ. cz. przech.

1. beslissen:

beslissen (besluiten)

beschließen

beslissen (officieel)

verfügen

2. beslissen (een bepaalde uitkomst doen hebben):

beslissen

entscheiden