Tłumaczenia dla hasła „betoogster“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

bet·weet·ster RZ. r.ż.

betweetster forma żeńska od betweter

Zobacz też betweter

bet·we·ter <betweter|s> [bɛtwetər] RZ. r.m.

betweter

Besserwisser r.m.

ver·zorg·ster <verzorgster|s> [vərzɔrəxstər] RZ. r.ż.

verzorgster forma żeńska od verzorger

Zobacz też verzorger

ver·zor·ger <verzorger|s> [vərzɔrɣər] RZ. r.m.

verzorger

Betreuer r.m.

verzorger (gezin)

Ernährer r.m.

verzorger med.

Pfleger r.m.

de verzorgers in een dierentuin

die Wärter in einem Zoo

be·drieg·ster <bedriegster|s> [bədrixstər] RZ. r.ż.

bedriegster forma żeńska od bedrieger

Zobacz też bedrieger

be·drie·ger <bedrieger|s> [bədriɣər] RZ. r.m.

bedrieger

Betrüger r.m.

de bedrieger bedrogen!

List wider List!

hij is een geboren bedrieger

er ist ein Erzbetrüger

be·toe·terd [bətutərt] PRZYM.

betoeterd

behämmert pot.

betoeterd

beknackt pot.

be·toog <betogen> [bətox] RZ. r.n.

betoog

Darlegung r.ż.

betoog

Erörterung r.ż.

betoog

Ausführung r.ż.

een betoog houden voor rechtvaardigheid

ein Plädoyer für Gerechtigkeit halten

op·volg·ster <opvolgster|s> [ɔpfɔləxstər] RZ. r.ż.

opvolgster forma żeńska od opvolger

Zobacz też opvolger

op·vol·ger <opvolger|s> [ɔpfɔlɣər] RZ. r.m.

opvolger

Nachfolger r.m.

uit·zuig·ster RZ. r.ż.

uitzuigster forma żeńska od uitzuiger

Zobacz też uitzuiger

uit·zui·ger <uitzuiger|s> [œytsœyɣər] RZ. r.m.

uitzuiger

Ausbeuter r.m.

be·to·ging <betoging|en> [bətoɣɪŋ] RZ. r.ż. (optocht)

betoging

Kundgebung r.ż.

betoging

Demonstration r.ż.

be·ton·nen [bətɔnə(n)] PRZYM.

betonnen

Beton-

betonnen

aus Beton

be·to·ve·ren <betoverde, h. betoverd> [bətovərə(n)] CZ. cz. przech.

1. betoveren (beheksen):

betoveren

verzaubern

een betoverde prins

ein verwunschener Prinz

2. betoveren (bekoren):

betoveren

bezaubern

betoveren

betören

betoveren

bestricken

be·toe·la·gen <betoelaagde, h. betoelaagd> [bətulaɣə(n)] CZ. cz. przech. belg.

betoelagen

bezuschussen

be·ton·mo·len <betonmolen|s> [bətɔmolə(n)] RZ. r.m.

betonmolen

Betonmischmaschine r.ż.

betonmolen

Betonmischer r.m.

be·ton·ne·ren <betonneerde, h. gebetonneerd> [bətɔnerə(n)] CZ. cz. przech.

betonneren

betonieren

hoog·stens [hoxstəns] PRZYSŁ.

hoogstens

höchstens

hoogstens (in het ergste geval)

schlimmstenfalls

hoogstens (in het gunstigste geval)

bestenfalls

be·ta·lings·ter·mijn <betalingstermijn|en> [bətalɪŋstɛrmɛin] RZ. r.m.

betalingstermijn

Zahlungsfrist r.ż.

betalingstermijn

Zahlungstermin r.m.

om·hoog·ste·ken¹ <stak omhoog, h. omhooggestoken> [ɔmhoxstekə(n)] CZ. cz. przech. (in de hoogte steken)

omhoogsteken

hochrecken

omhoogsteken

in die Höhe recken

omhoogsteken

emporrecken form.

hij stak de beide armen omhoog

er reckte beide Arme hoch [o. empor]

zijn vingers omhoogsteken

seine Hand heben

gang·ster [ɡɛŋstər]

gangster [[o. ɣɑŋstər]] gangster|s RZ. r.m.:

gangster

Gangster r.m.

klaag·ster <klaagster|s> [klaxstər] RZ. r.ż.

klaagster forma żeńska od klager

Zobacz też klager

kla·ger <klager|s> [klaɣər] RZ. r.m.

1. klager (iem die klaagt):

klager

Klagende(r) r.m.

2. klager jur.:

klager

Kläger r.m.

vraag·ster RZ. r.ż.

vraagster forma żeńska od vrager

Zobacz też vrager

vra·ger <vrager|s> [vraɣər] RZ. r.m.

vrager

Fragesteller r.m.

vrager (iem die veel vraagt)

Frager r.m.