Tłumaczenia dla hasła „doosjes“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

doos·je <doosje|s> [doʃə] RZ. r.n.

doosje (van papier, dun karton)

(kleine) Schachtel r.ż.

doosje (meestal rond)

(kleine) Dose r.ż.

een doosje lucifers

eine Schachtel Streichhölzer

los·jes [lɔʃəs] PRZYSŁ.

1. losjes (zonder stevige verbinding):

losjes

lose

losjes

locker

2. losjes (luchthartig, oppervlakkig):

losjes

leichthin

de zaken losjes opnemen

die Dinge leichtnehmen

hij zei het zo losjes

er sagte es so leichthin

3. losjes (luchtig):

losjes

leicht

losjes

locker

zich losjes kleden

sich leicht kleiden

roos·je <roosje|s> [roʃə] RZ. r.n.

roosje

Röschen r.n.

roosje

Röslein r.n.

moot·jes [mocəs] RZ. l.mn.

iem aan mootjes hakken

jdn in die Pfanne hauen pot.

koos·jer [koʃər] PRZYM. ook przen.

koosjer

koscher

dat zaakje is niet koosjer

die Sache ist nicht koscher

fris·jes [frɪʃəs] PRZYM.

frisjes

ziemlich frisch

frisjes

ziemlich kühl

iets·jes [itʃəs] PRZYSŁ.

ietsjes

ein wenig

ietsjes

etwas

doods <doodse, doodser, meest doods> [dots] PRZYM.

1. doods (akelig):

doods

unheimlich

een doodse stilte

eine Totenstille

2. doods (zonder leven):

doods

öde

doods

ausgestorben

een doodse indruk maken

tot wirken

3. doods (zonder kleur, uitdrukking):

doods

blass

doods

bleich

dooi·en <dooide, h. gedooid> [dojə(n)] CZ. cz. bezosob. ww

dooien

tauen

het dooit hard

es taut stark

dooi·er <dooier|s> [dojər] RZ. r.m.

dooier

Dotter r.m.

doop·sel <doopsel|s> [dopsəl] RZ. r.n.

doopsel

Taufe r.ż.

door·een [doren] PRZYSŁ.

dooreen

durcheinander

door·nen [dornə(n)] PRZYM.

doornen

dornig

doornen

Dornen-