Tłumaczenia dla hasła „moedermond“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

moe·der·land [mudərlɑnt] RZ. r.n. geen l.mn.

moederland

Mutterland r.n.

moe·der·band <moederband|en> [mudərbɑnt] RZ. r.m.

1. moederband (verbondenheid):

moederband

Mutterbindung r.ż.

2. moederband comput.:

moederband

Mutterband r.n.

moe·ders·kind <moederskind|eren> [mudərskɪnt] RZ. r.n.

1. moederskind (sterk aan de moeder gebonden kind):

moederskind

Mamas Liebling r.m.

2. moederskind:

moederskind (onzelfstandig kind)

sehr an der Mutter hängende(s) Kind r.n.

moederskind (jongen vooral)

Muttersöhnchen r.n.

moe·der·ma·vo <moedermavo|'s> [mudərmavo] RZ. r.ż.

moedermavo

Schule als zweiter Bildungsweg im Bereich der Sekundarstufe I für Frauen

moe·der·melk [mudərmɛlk] RZ. r.ż. geen l.mn.

moedermelk

Muttermilch r.ż.

dit heeft hij met de moedermelk meegekregen [o. ingezogen]

das hat er mit der Muttermilch eingesogen

moe·der·koek <moederkoek|en> [mudərkuk] RZ. r.m.

moederkoek

Mutterkuchen r.m.

moe·der·loos [mudərlos] PRZYM.

moederloos

mutterlos

moe·der·borst <moederborst|en> [mudərbɔrst] RZ. r.ż.

moederborst

Mutterbrust r.ż.

moe·der·lijk <moederlijke, moederlijker, moederlijkst> [mudərlək] PRZYM.

moederlijk

mütterlich

moe·der·huis <moeder|huizen> [mudərhœys] RZ. r.n.

moederhuis

Mutterhaus r.n.

moe·der·lief [mudərlif]

moederlief

liebe Mutter r.ż.

daar helpt geen moederlief aan przen.

da hilft kein Bitten und kein Flehen

moe·der·taal <moeder|talen> [mudərtal] RZ. r.ż.

moedertaal

Muttersprache r.ż.

moe·der·vlek <moedervlek|ken> [mudərvlɛk] RZ. r.ż.

moedervlek

Muttermal r.n.

moe·de·loos <moedeloze, moedelozer, moedeloost> [mudəlos] PRZYM.

moedeloos (de moed verloren hebbend)

mutlos

moedeloos (zonder fut, down)

niedergeschlagen

het is om er moedeloos van te worden

da(bei) könnte man ja direkt den Mut verlieren

moe·ders·zij·de [mudərsɛɪdə] RZ. r.ż. geen l.mn.

van moederszijde

mütterlicherseits

moe·der·schap [mudərsxɑp] RZ. r.n. geen l.mn.

moederschap

Mutterschaft r.ż.

Moe·der·dag [mudərdɑx] RZ. r.m. geen l.mn.

Moederdag

Muttertag r.m.

moe·der-over·ste <moeder-overste|n> [mudərovərstə] RZ. r.ż.

moeder-overste

Oberin r.ż.