niderlandzko » niemiecki

on·der·stel·len <onderstelde, h. ondersteld> [ɔndərstɛlə(n)] CZ. cz. przech.

1. onderstellen (als hypothese, uitgangspunt aannemen):

2. onderstellen (noodzakelijk aanwezig achten):

voor·stel·len1 <stelde voor, h. voorgesteld> [vorstɛlə(n)] CZ. cz. przech.

3. voorstellen (de rol spelen van):

4. voorstellen (een beeld geven van):

aan·stel·le·rij <aanstellerij|en> [anstɛlərɛi] RZ. r.ż.

aan·stel·le·rig [anstɛlərəx] PRZYM.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski