W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „rechtsformel“ w niderlandzko » niemiecki słowniku (Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

rechts·or·de: rzeczownik
rechts·om: przysłówek
rechts·kos·ten: rzeczownik
rechts·mid·del: rzeczownik
rechts·win·kel: rzeczownik
rechts·col·le·ge: rzeczownik
rechts·zaal: rzeczownik
rechts·we·ge
rechts·ach·ter: rzeczownik
rechts·bui·ten: rzeczownik
recht·scha·pen: przymiotnik i przysłówek
recht·spraak: rzeczownik
recht·spre·ken: czasownik
recht·streeks: przymiotnik i przysłówek
rechts·ge·bied: rzeczownik
rechts·per·soon: rzeczownik
rechts·af: przysłówek
rechts·zaak: rzeczownik
recht·staan: czasownik
rechts·gel·dig: przymiotnik i przysłówek

Widzisz podobne wyniki: rechtsorde , rechtswinkel , rechtsmiddel , rechtskosten , rechtsom , rechtscollege , rechtsgebied , rechtstreeks , rechtspreken , rechtspraak , rechtschapen , rechtsbuiten , rechtsachter , rechtswege , rechtszaal , rechtspersoon , rechtshandig , rechtsgeding , rechtsstaat , rechtskundig , rechtsgevolg , rechtsgeldig , rechtstaan , rechtszaak i rechtsaf

rechts·or·de [rɛxtsɔrdə] RZ. r.ż. geen l.mn.

Rechtsordnung r.ż.

rechts·om [rɛxtsɔm] PRZYSŁ.

rechtsom keert! gesch.

rechtsum kehrt!

rechts·kos·ten [rɛx(t)skɔstə(n)] RZ. l.mn.

rechtskosten

Gerichtskosten l.mn.

rechtskosten

Prozesskosten l.mn.

rechts·mid·del <rechtsmiddel|en> [rɛxtsmɪdəl] RZ. r.n.

rechtsmiddel

Rechtsmittel r.n.

de gewone rechtsmiddelen

die üblichen Rechtsmittel l.mn.

rechts·win·kel <rechtswinkel|s> [rɛxtswɪŋkəl] RZ. r.m.

rechtswinkel

Rechtsberatungsstelle r.ż.

rechts·col·le·ge <rechtscollege|s> [rɛxtskɔleʒə] RZ. r.n.

rechtscollege

Gericht r.n.

rechts·zaal <rechts|zalen> [rɛxtsal] RZ. r.ż.

Gerichtssaal r.m.

rechts·we·ge [rɛxtsweɣə]

het kwam hem van rechtswege toe

er hatte von Rechts wegen Anspruch darauf

rechts·ach·ter <rechtsachter|s> [rɛxtsɑxtər] RZ. r.m. SPORT

rechtsachter

rechte(r) Verteidiger r.m.

rechts·bui·ten <rechtsbuiten|s> [rɛxtsbœytə(n)] RZ. r.m. SPORT

rechtsbuiten

Rechtsaußen r.m.

recht·scha·pen <rechtschapen, rechtschapener, meest rechtschapen> [rɛxtsxapə(n)] PRZYM.

rechtschapen

rechtschapen

recht·spraak [rɛxtsprak] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. rechtspraak (het spreken van recht):

rechtspraak

Rechtsprechung r.ż.

rechtspraak

Gerichtsbarkeit r.ż.

de rechtspraak is opgedragen aan de rechter

die Rechtsprechung obliegt dem Richter

2. rechtspraak (rechtspleging):

rechtspraak

Rechtspflege r.ż.

3. rechtspraak (jurisprudentie):

rechtspraak

Rechtsprechung r.ż.

recht·spre·ken <sprak recht, h. rechtgesproken> [rɛxtsprekə(n)] CZ. cz. nieprzech.

recht·streeks¹ <rechtstreekse, rechtstreekser, meest rechtstreeks> [rɛxtstreks] PRZYM.

rechtstreeks

rechtstreeks

een rechtstreekse aanval przen.

ein direkter Angriff

rechtstreekse afstammelingen

direkte Nachkommen l.mn.

een rechtstreekse uitzending

eine Direktübertragung

rechts·ge·bied [rɛxtsxəbit] RZ. r.n. geen l.mn.

1. rechtsgebied (bevoegdheid tot rechtspreken):

rechtsgebied

Gerichtsbarkeit r.ż.

2. rechtsgebied:

rechtsgebied (arrondissement)

Gerichtsbezirk r.m.

rechtsgebied (land)

Rechtsgebiet r.n.

3. rechtsgebied (al wat de rechtspraak betreft):

rechtsgebied

juristische(s) Gebiet r.n.

boeken op rechtsgebied

juristische Bücher l.mn.

rechts·per·soon <rechtsper|sonen> [rɛxtspɛrson] RZ. r.m.

rechtspersoon

Rechtsperson r.ż.

rechtspersoon

juristische Person r.ż.

rechtspersoon

Rechtsträger r.m.

rechts·af [rɛxtsɑf] PRZYSŁ.

bij de splitsing moet u rechtsaf

bei der Gabelung müssen Sie rechts abbiegen

rechts·zaak <rechts|zaken> [rɛxtsak] RZ. r.ż.

1. rechtszaak (geding):

Rechtssache r.ż.

Streitsache r.ż.

Rechtsfall r.m.

ergens een rechtszaak van maken

es wegen einer Sache zum Prozess kommen lassen

2. rechtszaak (zaken) l.mn.:

Rechtsangelegenheiten l.mn.

recht·staan <stond recht, i. rechtgestaan> [rɛxtstan] CZ. cz. nieprzech. belg.

rechts·gel·dig [rɛxtsxɛldəx] PRZYM.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski