Tłumaczenia dla hasła „rijmende“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

rij·men¹ <rijmde, h. gerijmd> [rɛimə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. rijmen (rijm hebben; verzen maken):

rijmen

reimen

2. rijmen (rijm vormen):

rijmen

sich reimen

deze woorden rijmen op elkaar

diese Wörter reimen sich

vlij·mend [vlɛɪmənt] PRZYM.

vlijmend

schneidend

vlijmend

(messer)scharf

vlijmend

beißend

een vlijmende pijn

ein schneidender Schmerz

rij·mer RZ. r.m.

rijmer → rijmelaar

Zobacz też rijmelaar

rij·me·laar <rijmelaar|s> [rɛiməlar] RZ. r.m.

rijmelaar

Reimschmied r.m. żart.

rijmelaar

Versemacher r.m. pot.

rijmelaar

Dichterling r.m. pot.

rijmelaar żart.

Verseschmied r.m. żart.

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] RZ. r.m.

roepende

Rufer r.m.

een roepende in de woestijn przen.

ein Rufer in der Wüste

rij·me·laar <rijmelaar|s> [rɛiməlar] RZ. r.m.

rijmelaar

Reimschmied r.m. żart.

rijmelaar

Versemacher r.m. pot.

rijmelaar

Dichterling r.m. pot.

rijmelaar żart.

Verseschmied r.m. żart.

be·rij·men <berijmde, h. berijmd> [bərɛɪmə(n)] CZ. cz. przech.

berijmen

reimen

berijmen

in Reime bringen

be·dien·de <bediende|n, bediende|s> [bədində] RZ. r.m. en r.ż.

1. bediende (iem in ondergeschikte betrekking):

bediende

Angestellte(r) r.ż. (r.m.)

de jongste bediende

der Lehrling

2. bediende (dienaar):

bediende

Diener r.m.

3. bediende (beambte):

bediende

Amtsdiener r.m.

bediende

Bedienstete(r) r.ż. (r.m.)

zo·doen·de [zodundə] PRZYSŁ. (dientengevolge)

zodoende

somit

zodoende

folglich

zodoende bespaart men kolen

so kann man Kohle sparen pot.

ik was de weg kwijt, zodoende! (ben ik te laat)

ich hatte mich verlaufen/verfahren - daher die Verspätung

in·zit·ten·de <inzittende|n> [ɪnzɪtəndə] RZ. r.m.

inzittende

Insasse r.m.