niderlandzko » niemiecki

vol·le·maan [vɔləman] RZ. r.ż. geen l.mn.

vol·maakt1 <volmaakte, volmaakter, volmaaktst> [vɔlmakt] PRZYM. (zonder gebrek)

vol·le·dig <volledige, vollediger, volledigst> [vɔledəx] PRZYM.

2. volledig (alle beschikbare tijd, ruimte vullend):

voll-

3. volledig (volkomen):

vol·leerd [vɔlert] PRZYM.

vol·le·ren <volleerde, h. gevolleerd> [vɔlerə(n)] CZ. cz. nieprzech.

vol·lo·pen <liep vol, i. volgelopen> [vɔlopə(n)] CZ. cz. nieprzech.

zend·mast <zendmast|en> [zɛntmɑst] RZ. r.m.

vol·ley <volley|s> [vɔli] RZ. r.ż.

da·mast <damast|en> [damɑst] RZ. r.n.

1. damast (weefsel):

Damast r.m.

2. damast (werkstuk van dit weefsel):

vo·lu·me <volume|n, volume|s> [volymə] RZ. r.n.

1. volume (inhoud, hoeveelheid):

Volumen r.n.

2. volume (sterkte van geluid):

Lautstärke r.ż.

vol·vet [vɔlvɛt] PRZYM.

vol·daan [vɔldan] PRZYM.

3. voldaan (verzadigd):

gesättigt form.

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski