niderlandzko » niemiecki

schrij·ven1 [sxrɛivə(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

schrij·ven2 <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] CZ. cz. przech. (spellen; noteren, dateren)

schrij·ven3 <schreef, h. geschreven> [sxrɛivə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. schrijven (geschikt zijn om mee te schrijven):

schrijven
schreiben
schrijven
sich schreiben
die pen schrijft niet prettig
der Füller schreibt nicht angenehm

2. schrijven (beschrijfbaar zijn):

schrijven
sich schreiben
dat papier schrijft slecht
auf diesem Papier schreibt es sich schlecht

Przykładowe zdania ze słowem schrijven

sierlijk schrijven
in zierlicher Schrift schreiben
rechts schrijven
mit der rechten Hand schreiben
onduidelijk schrijven
unleserlich schreiben
klein schrijven (met kleine lettertjes)
kleinschreiben
slordig schrijven ook pot.
schluderig schreiben
hanenpoten schrijven
krakeln pot. pej.
keurig schrijven
schreiben wie gestochen
netjes schrijven
sauber schreiben
vlot schrijven
flüssig schreiben
links schrijven
links schreiben
op het bord schrijven
an die Tafel schreiben
uw schrijven van heden
Ihr heutiges Schreiben form.
aan het schrijven zijn
dabei sein zu schreiben
onder een pseudoniem schrijven
unter einem Pseudonym schreiben
een fraaie hand schrijven
eine schöne Handschrift haben
op een advertentie schrijven
sich auf eine Annonce melden
zijn naam voluit schrijven
seinen Namen ausschreiben
een begeleidend schrijven
ein Begleitbrief

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Przeszukaj słowniki
Najbardziej popularne