Tłumaczenia dla hasła „arabisierend“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

gra·ˈvie·rend [graˈviːrənt] PRZYM.

1. gravierend (belastend):

gravierend

belastend

gravierend

verzwarend

2. gravierend (ernsthaft):

gravierend

ernstig

gravierend

zwaarwegend

fri·ˈsie·ren [friˈziːrən] CZ. cz. przech.

1. frisieren (formend kämmen):

frisieren

kappen

modisch frisiert

naar de mode gekapt

2. frisieren pot. przen. (fälschen):

frisieren

opknappen

frisieren

flatteren

eine Bilanz frisieren

een balans flatteren

3. frisieren pot. TECHNOL.:

frisieren

opvoeren

einen Motor frisieren

een motor opvoeren

ˈan·vi·sie·ren CZ. cz. przech.

1. anvisieren (ins Visier nehmen):

anvisieren

viseren

anvisieren

mikken op

2. anvisieren podn. przen. (ins Auge fassen):

anvisieren

nastreven

anvisieren

op het oog hebben

ato·mi·ˈsie·ren [atomiˈziːrən] CZ. cz. przech.

1. atomisieren:

atomisieren

atomiseren

atomisieren

versplinteren

atomisieren

verpulveren

2. atomisieren (Flüssigkeiten):

atomisieren

atomiseren

atomisieren

verstuiven

ka·na·li·ˈsie·ren [kanaliˈziːrən] CZ. cz. przech.

1. kanalisieren (schiffbar machen):

kanalisieren

kanaliseren

2. kanalisieren (mit einer Kanalisation versehen):

kanalisieren

rioleren

3. kanalisieren podn. przen. (in Bahnen lenken):

kanalisieren

kanaliseren

kri·ti·ˈsie·ren [kritiˈziːrən] CZ. cz. przech.

1. kritisieren:

kritisieren

bekritiseren

kritisieren

kritiek uitoefenen

kritisieren

afkeuren

an allem etw zu kritisieren haben

op alles iets aan te merken hebben

2. kritisieren LIT.:

kritisieren

kritiseren

kritisieren

recenseren

kritisieren

beoordelen

or·ga·ni·ˈsie·ren¹ [ɔrganiˈziːrən] CZ. cz. przech. pot. (unrechtmäßig beschaffen, systematisch vorbereiten)

organisieren

organiseren

sta·bi·li·ˈsie·ren [ʃtabiliˈziːrən] CZ. cz. przech.

stabilisieren

stabiliseren

stabilisieren

stabiel maken

par·al·le·li·ˈsie·ren [paraleliˈziːrən] CZ. cz. przech.

parallelisieren

parallel maken

parallelisieren

doen overeenkomen

ty·pi·ˈsie·ren [typiˈziːrən] CZ. cz. przech.

1. typisieren podn. spec.:

typisieren

typeren

2. typisieren podn. spec.:

typisieren

indelen in typen

typisieren

het type vaststellen van

amor·ti·ˈsie·ren¹ [amɔrtiˈziːrən] CZ. cz. przech. (tilgen)

amortisieren

amortiseren

amortisieren

delgen

amortisieren

aflossen

au·to·ri·ˈsie·ren [ ͜autoriˈziːrən] CZ. cz. przech.

1. autorisieren podn.:

autorisieren

machtigen

autorisieren

volmacht geven

autorisieren

autoriseren

jdn zu etw autorisieren

iem tot iets machtigen

2. autorisieren podn.:

autorisieren

autoriseren

autorisieren

goedkeuren

he·ro·i·ˈsie·ren [heroiˈziːrən] CZ. cz. przech.

heroisieren

heroïseren

hu·ma·ni·ˈsie·ren [-niˈziːrən] CZ. cz. przech.

humanisieren

humaniseren

humanisieren

(meer) menselijk maken

ide·a·li·ˈsie·ren [idealiˈziːren] CZ. cz. przech.

idealisieren

idealiseren

etw idealisiert darstellen

iets geïdealiseerd uitbeelden [o. beschrijven]

le·ga·li·ˈsie·ren [-liˈziːrən] CZ. cz. przech.

legalisieren

legaliseren

legalisieren

waarmerken

lo·ka·li·ˈsie·ren [lokaliˈziːrən] CZ. cz. przech.

lokalisieren

lokaliseren

lokalisieren

opsporen

po·e·ti·ˈsie·ren [poetiˈziːrən] CZ. cz. przech.

poetisieren

poëtiseren

po·la·ri·ˈsie·ren¹ [polariˈziːrən] CZ. cz. przech.

polarisieren FIZ., CHEM.

polariseren

cha·rak·te·ri·ˈsie·ren [karakteriˈziːrən] CZ. cz. przech.

charakterisieren

karakteriseren

charakterisieren

kenmerken

charakterisieren

kenschetsen