Tłumaczenia dla hasła „besegelt“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

be·ˈsie·geln CZ. cz. przech.

besiegeln

bezegelen

ˈLe·se·ge·rät RZ. r.n. INF.

Lesegerät

leesapparaat

Lesegerät

leestoestel

ˈRei·se·geld RZ. r.n.

Reisegeld

reisgeld r.n.

be·ˈsee·len [bəˈzeːlən] CZ. cz. przech.

beseelen

bezielen

beseelen

leven inblazen

ˈLö·se·geld RZ. r.n.

Lösegeld

losgeld r.n.

Lösegeld

losprijs

um·ˈse·geln [ʊmˈzeːgl̩n] CZ. cz. przech.

umsegeln

zeilen om(heen) [o. rond]

umsegeln

omzeilen

umsegeln

ronden

ge·ˈschnie·gelt [gəˈʃniːgl̩t] PRZYM.

1. geschniegelt pot.:

geschniegelt

keurig

geschniegelt

in de puntjes (verzorgd [o. gekleed] )

immer geschniegelt und gebügelt sein żart.

er altijd piekfijn uitzien

immer geschniegelt und gebügelt sein żart.

altijd tot in de puntjes verzorgd zijn

2. geschniegelt pot. pej.:

geschniegelt

opgedoft

geschniegelt

opgedirkt

ge·ˈflü·gelt [gəˈflyːgl̩t] PRZYM.

geflügelt

gevleugeld ook fig.

geflügelte Worte

gevleugelde woorden

ver·ˈna·gelt [fɛɐ̯ˈnaːgl̩t] PRZYM. pot. pej. przen.

vernagelt

kortzichtig

vernagelt

bekrompen

be·ˈses·sen [bəˈzɛsn̩] PRZYM.

besessen

bezeten

besessen (fanatisch)

verwoed

besessen (fanatisch)

fervent

be·ˈset·zen CZ. cz. przech.

besetzen a. WOJSK., a. MODA

bezetten

be·ˈsei·ti·gen [bəˈz͜aitɪgn̩] CZ. cz. przech.

1. beseitigen:

beseitigen (Abfall, Schmutz: entfernen)

opruimen

beseitigen (Markierung etc. vom Untergrund)

verwijderen

2. beseitigen:

beseitigen (Missstände: beheben)

uit de wereld helpen

beseitigen (Fehler, Störung)

verhelpen

beseitigen (Ursachen)

wegnemen

3. beseitigen (Gefahr, Konkurrenz: ausschalten):

beseitigen

uitschakelen

4. beseitigen euf. (umbringen):

beseitigen

uit de weg ruimen

ˈun·ge·zü·gelt [ˈʊngə͜tsyːgl̩t] PRZYM.

ungezügelt

teugelloos

ungezügelt

tomeloos

ungezügelt

ongebreideld