Tłumaczenia dla hasła „entgöttern“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ent·ˈblät·tern¹ [-ˈblɛtɐn] CZ. cz. przech.

entblättern

ontbladeren

ˈstot·tern¹ [ˈʃtɔtɐn] CZ. cz. przech.

stottern

stotteren

stottern

hakkelen

ent·ˈgif·ten [-ˈgɪftn̩] CZ. cz. przech.

entgiften

het vergif verwijderen [o. weghalen] uit

entgiften MED., EKOL.

zuiveren

ent·ˈgrä·ten [ɛntˈgrɛːtn̩] CZ. cz. przech.

entgräten

ontgraten

entgräten

fileren

ent·ˈgeis·tert [ɛntˈg͜aistɐt] PRZYM.

entgeistert

verbijsterd

entgeistert

sprakeloos

ver·ˈgöt·tern [-ˈgœtɐn] CZ. cz. przech.

vergöttern

verafgoden

vergöttern

aanbidden

ˈab·stot·tern CZ. cz. przech. pot. (nach und nach bezahlen)

abstottern

afbetalen

ˈschlot·tern [ˈʃlɔtɐn] CZ. cz. nieprzech.

1. schlottern (zittern):

schlottern

beven

schlottern

bibberen

schlottern

sidderen

schlottern

trillen

mit schlotternden Knien

met knikkende [o. bevende] knieën

2. schlottern (schlabbern):

schlottern

flodderen

schlottern

slobberen

ent·ˈge·gen [ɛntˈgeːgn̩] PRZYIM. +C.

1. entgegen (Richtung):

entgegen

tegemoet

dem Feind entgegen

de vijand tegemoet

2. entgegen (Gegensatz):

entgegen

tegen

entgegen

in strijd [o. tegenspraak] met

entgegen meinem Vorschlag

in strijd met mijn voorstel

meinem Vorschlag entgegen

in strijd met mijn voorstel

ent·ˈge·hen [-ˈgeːən] CZ. cz. nieprzech.

1. entgehen (entkommen):

entgehen

ontgaan

entgehen

ontsnappen

da hast du dir wirklich etw entgehen lassen!

je hebt werkelijk wat gemist!

2. entgehen:

entgehen (versäumen)

ontgaan

entgehen (nicht bemerkt werden)

onbemerkt blijven

entgehen (nicht bemerkt werden)

niet opvallen

ent·ˈgeg·nen [ɛntˈgeːgnən] CZ. cz. nieprzech.

entgegnen

tegenwerpen

entgegnen

inbrengen tegen

entgegnen

antwoorden

ent·ˈglei·ten [-ˈgl͜aitn̩] CZ. cz. nieprzech.

entgleiten (aus den Händen gleiten) a. przen.

ontglijden

entgleiten (verloren gehen)

ontglippen