Tłumaczenia dla hasła „zerdreschen“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ver·ˈdre·schen [fɛɐ̯ˈdrɛʃn̩] CZ. cz. przech. niereg. pot.

verdreschen

afranselen

zer·ˈbre·chen² CZ. cz. przech. niereg. (in Stücke zerbrechen)

zerbrechen

(stuk)breken

zerbrechen

doorbreken

sich C. den Kopf über etw B. zerbrechen przen.

zich het hoofd over iets breken

zer·ˈflei·schen¹ [ ͜tsɛɐ̯ˈfl͜aiʃn̩] CZ. cz. przech.

zerfleischen

verscheuren

zerfleischen

aan stukken scheuren

zer·ˈquet·schen CZ. cz. przech.

zerquetschen (zerdrücken)

fijndrukken

zerquetschen (zermalmen)

fijnstampen

zerquetschen (zermalmen)

verpletteren

zehn Euro und einige Zerquetschte pot.

tien euro en nog wat

die Maschine zerquetschte ihm die Hand

de machine verbrijzelde zijn hand

zer·ˈdrü·cken CZ. cz. przech. (zu einer Masse pressen)

zerdrücken

platdrukken

zerdrücken

pletten

zerdrücken

fijnknijpen

zerdrücken

verpletteren

zerdrücken

kreuken

eine Kartoffel zerdrücken

een aardappel fijnmaken [o. prakken]

ein paar Tränen zerdrücken przen.

een paar tranen wegpinken

eine Zigarette in einem Aschenbecher zerdrücken

een sigaret in de asbak uitdrukken

ˈdre·schen <drosch, gedroschen> [ˈdrɛʃn̩] CZ. cz. przech.

1. dreschen:

dreschen

dorsen

Phrasen dreschen przen.

holle frasen verkopen

Skat dreschen pot.

aldoor skaat spelen

leeres Stroh dreschen ROLN.

(onzin) kletsen

leeres Stroh dreschen ROLN.

leuteren

2. dreschen pot. (schlagen):

dreschen

slaan

dreschen

beuken

auf die Tasten dreschen

op de toetsen hameren [o. beuken]

das Klavier dreschen

op de piano zitten te beuken

3. dreschen pot.:

dreschen

knallen

dreschen

schieten

den Ball ins Tor dreschen

de bal in het doel knallen

ˈvor·pre·schen CZ. cz. nieprzech.

vorpreschen

naar voren stormen

vorpreschen

opdringen

zer·ˈste·chen CZ. cz. przech. niereg. (durch Stiche beschädigen)

zerstechen

(open)prikken

zerstechen

stuk steken

die Mücken haben den Jungen völlig zerstochen

de muggen hebben de jongen overal gebeten

ver·ˈdre·hen [fɛɐ̯ˈdreːən] CZ. cz. przech.

1. verdrehen (wenden):

verdrehen

verdraaien

verdrehen

omdraaien

verdrehen

ronddraaien

jdm den Kopf verdrehen pot. przen.

iem het hoofd op hol brengen

2. verdrehen przen. pot. (falsch wiedergeben):

verdrehen

verdraaien

verdrehen

verkeerd weergeven

3. verdrehen pot. (Fehler beim Filmen):

verdrehen

verfilmen

verdrehen

verdraaien