W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia i wymowa Pedals w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

pe·daal: rzeczownik
pe·dant: przymiotnik i przysłówek
pels: rzeczownik
even·als: spójnik
pen·dant: rzeczownik
pe·nal·ty
ped·del: rzeczownik
zo·als: spójnik
Waals: przymiotnik i przysłówek
pe·da·goog: rzeczownik
ped·de·len: czasownik
als: spójnik
hals: rzeczownik
mals: przymiotnik i przysłówek
vals: przymiotnik i przysłówek
wals: rzeczownik
speels: przymiotnik i przysłówek

Widzisz podobne wyniki: pels , pedant , pedaal , penalty , pendant , evenals , speels , wals , vals , mals , hals , als , peddelen , pedagoog , Waals , zoals i peddel

pe·daal <pedalen> [pədal] RZ. r.n. of r.m.

Pedal r.n.

flink op de pedalen gaan staan

kräftig in die Pedale treten

pe·dant <pedante, pedanter, pedantst> [pədɑnt] PRZYM.

pels <pelzen> [pɛls] RZ. r.m.

1. pels (vacht):

pels

Pelz r.m.

pels

Fell r.n.

2. pels (kledingstuk):

pels

Pelz r.m.

iem een luis in de pels zetten

jdm eine Laus in den Pelz setzen

even·als [evə(n)ɑls] SPÓJ.

(ebenso [o. genauso] ) wie

pen·dant <pendant|en> [pɛndɑnt] RZ. r.n. of r.m.

Pendant r.n.

Gegenstück r.n.

pe·nal·ty [pɛnəlti]

penalty [[o. pɪnɑlti]] penalty|'s RZ. r.m.:

Elfmeter r.m.

Strafstoß r.m.

een penalty benutten

einen Elfmeter verwandeln

een penalty nemen

einen Elfmeter ausführen [o. schießen]

ped·del <peddel|s> [pɛdəl] RZ. r.m.

Paddel r.n.

zo·als² [zoɑls] SPÓJ.

wie

zoals gewoonlijk

wie gewöhnlich

het is zoals ik u zeg

es ist, wie ich es Ihnen sage

voertuigen, zoals auto's ...

Fahrzeuge, etwa wie Autos ...

Waals [wals] PRZYM.

das Wallonische

de Waalse kerk

die wallonische Kirche

pe·da·goog <peda|gogen> [pedaɣox] RZ. r.m.

Pädagoge r.m.

ped·de·len <peddelde, h./i. gepeddeld> [pɛdələ(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. peddelen (fietsen):

2. peddelen (roeien, kanoën):

als [ɑls] SPÓJ.

1. als:

als (overeenkomst)

wie

als (met ‘zowel’)

als

hij is even groot als jij

er ist genauso groß wie du

wit als sneeuw

weiß wie Schnee

trots als hij was, weigerde hij

stolz wie er war, weigerte er sich

de brief luidt als volgt

der Brief lautet folgendermaßen

zowel in de stad als op het land

sowohl in der Stadt als auf dem Land

2. als (verschil):

als

als

de vrouw was niet zozeer ziek, als wel moe

die Frau war nicht so sehr krank als vielmehr müde

3. als (uitzondering):

als

wie

het is nergens zo fijn als in Amsterdam

nirgends ist es so schön wie in Amsterdam

4. als (wijze waarop iem, iets wordt voorgesteld):

als

wie

als bij toverslag veranderde alles

schlagartig veränderte sich alles

hij stond als versteend

er stand wie versteinert

5. als (hoedanigheid):

als

als

ik heb die man nog als jongen meegemaakt

ich habe diesen Mann noch als Jungen erlebt

6. als:

als (gelijktijdigheid)

wenn

als (bij praesens historicum)

als

als (bij praesens historicum)

wie

zij gaan naar bed als de zon ondergaat

sie gehen schlafen, wenn die Sonne untergeht

als hij opstaat, blijkt zijn tas weg te zijn

als [o. wie] er aufsteht, stellt sich heraus, dass seine Tasche weg ist

7. als (voorwaarde):

als

wenn

als 't u belieft

bitte

als het mogelijk is

als je dat doet, word ik heel boos

wenn du das machst, werde ich sehr böse

8. als (verklaring):

als

als

hij werd, als oudste in jaren, de tijdelijke voorzitter

er wurde, als ältestes Mitglied, der vorläufige Vorsitzende

net man als hij was

feiner Mann, der er war

hij deed, als was/ware er niets gebeurd form.

er tat, als wäre nichts geschehen

als het ware

hals <halzen> [hɑls] RZ. r.m.

1. hals (lichaamsdeel):

hals ook przen.

Hals r.m.

de hals breken

sich C. das Genick brechen

de hals breken przen.

jdm den Hals brechen pot.

iem om hals brengen przen.

jdn umbringen przen.

zich moeilijkheden op de hals halen przen.

sich C. Schwierigkeiten auf den Hals laden pot.

de hals uitrekken

einen langen Hals machen pot.

zijn hals eraan wagen

Kopf und Kragen riskieren

2. hals (sukkel):

hals

Tropf r.m. pej.

hals

Tölpel r.m. pej.

't is een arme hals

er ist ein armer Schlucker pot.

de onnozele hals

der Einfaltspinsel pot. pej.

3. hals (kledingstukken):

hals

Halsausschnitt r.m.

de hals van een fles

der Flaschenhals

mals <malse, malser, malst> [mɑls] PRZYM.

1. mals:

mals (zacht in de mond)

zart

mals (zacht in de mond)

weich

mals (sappig)

zo mals als boter

het malse gras

das saftige Gras

zarte(s) Fleisch r.n.

2. mals (zachtzinnig):

mals

mild

zijn oordeel was niet mals

sein Urteil war nicht mild

3. mals (weldadig):

mals

sanft

mals

mild

mals

sacht

malse regen

milde(r) Regen r.m.

vals <valse, valser, valst> [vɑls] PRZYM.

1. vals (foutief, ongegrond):

vals

falsche(r) Alarm r.m.

iets in een vals (dag)licht plaatsen [o. stellen] przen.

etw ins falsche Licht rücken

vals getuigen/spelen

falsch aussagen/falschspielen

een valse naam

ein falscher Name

een valse start SPORT

2. vals (vervalst):

vals

vals

Falsch-

vals

Falschgeld r.n.

de valse sleutel

der Nachschlüssel

een valse Vermeer

ein gefälschter Vermeer

3. vals (kunst-, namaak-):

vals

vals

4. vals:

vals (boosaardig)

vals (onbetrouwbaar)

vals (onbetrouwbaar)

vals (nijdig)

een vals lachje

ein falsches Grinsen

wals¹ <wals|en> [wɑls] RZ. r.ż. (dans)

wals

Walzer r.m.

speels¹ <speelse, speelser, speelst> [spels] PRZYM.

1. speels:

speels (dartel)

speels (dartel)

speels (sterker)

een speelse jonge hond

ein verspielter junger Hund

op een speelse leeftijd zijn

im Spielalter sein

2. speels (luchtig):

met speels gemak

mit spielerischer Leichtigkeit

3. speels (grillig):

bizarr form.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski