Tłumaczenia dla hasła „serv“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

ser·ver <server|s> [sʏːrvər] RZ. r.m.

server

Server r.m.

ser·vet <servet|ten> [sɛrvɛt] RZ. r.n.

servet

Serviette r.ż.

damasten servetten

Servietten aus Damast

damasten servetten

Damastservietten

linnen servet

Stoffserviette

te groot voor servet en te klein voor tafellaken przen.

≈ junge(s) Gemüse r.n.

te groot voor servet en te klein voor tafellaken przen.

halbwüchsig

se·rie <serie|s, seriën> [seri] RZ. r.ż.

1. serie:

serie (reeks)

Serie r.ż.

serie (reeks)

Reihe r.ż.

serie (opeenvolging)

Folge r.ż.

serie (set)

Satz r.m.

een serie bankbiljetten

eine Banknotenserie

een serie boeken/platen

eine Buchreihe/Plattenserie

een complete serie

ein kompletter Satz

serie concerten

Konzertfolge r.ż.

in serie vervaardigen

serienmäßig herstellen

een serie op de tv

eine Fernsehserie

een serie postzegels

ein Briefmarkensatz

2. serie (groot aantal):

serie

Reihe r.ż.

serie

Menge r.ż.

3. serie SPORT:

serie

Qualifikationslauf r.m.

serie

Vorlauf r.m.

ser·re <serre|s> [sɛːrə] RZ. r.ż.

1. serre:

serre (veranda)

Glasveranda r.ż.

serre (wintertuin)

Wintergarten r.m.

2. serre (broeikas):

serre

Treibhaus r.n.

se·rum <serum|s, sera> [serʏm] RZ. r.n.

1. serum (bloedwater zonder fibrine):

serum

Serum r.n.

serum

Blutserum r.n.

2. serum (bloedvloeistof met antistoffen):

serum

Serum r.n.

serum

Immunserum r.n.

ser·vice [sʏːrvɪs, sɛrvis] RZ. r.m. geen l.mn.

1. service:

service (diensten aan de clientèle)

Service r.m.

service (diensten aan de clientèle)

Kundendienst r.m.

service (onderhoud)

Wartung r.ż.

service (onderhoud)

Wartungsdienst r.m.

dat is service

das gehört zum Service

service verlenen

Service bieten

2. service SPORT:

service

Service r.m.

service

Angabe r.ż.

service

Aufschlag r.m.

service (volleybal)

Aufgabe r.ż.

aan service zijn

Aufschlag haben

3. service:

service (bedieningsgeld)

Bedienung r.ż.

service (fooi)

Trinkgeld r.n.

service inbegrepen

einschließlich Bedienung

seks [sɛks] RZ. r.m. geen l.mn.

seks

Sex r.m.

seks bedrijven

Sex machen pot.

seks en geweld

Sex und Gewalt

seks hebben met iem

mit jdm sexuell verkehren

seks hebben met iem

mit jdm Sex haben pot.

sec¹ [sɛk] PRZYM. (droog)

sec

sec(co)

sec

dry

sec

herb

sec

trocken

set <set|s> [sɛt] RZ. r.m.

1. set SPORT:

set

Satz r.m.

2. set:

set (stel)

Satz r.m.

set (stel)

Set r.n.

set (garnituur)

Garnitur r.ż.

een set(je) van drie

ein Dreiersatz

een set(je) van drie

ein Dreierset

3. set FILM:

set

Set r.m.

set

Drehort r.m.

op de set

am Set

sein <sein|en> [sɛin] RZ. r.n.

1. sein (teken):

sein

Signal r.n.

sein

Zeichen r.n.

2. sein (aanleiding):

sein

Signal r.n.

sein

Zeichen r.n.

het sein tot de opstand

das Signal zum Aufstand

3. sein (voorwerp om tekens te geven):

sein

Signal r.n.

de seinen bedienen

die Signale bedienen

4. sein:

sein (waarschuwing, tip)

Wink r.m.

sein (waarschuwing, tip)

Fingerzeig r.m.

sein (waarschuwing, tip)

Zeichen r.n.

sein (tip)

Tipp r.m.

iem een seintje geven

jdn benachrichtigen

sexy <sexy, sexyer, meest sexy> [sɛksi] PRZYM.

sexy

sexy

sier [sir] RZ. r.ż. geen l.mn.

sier

Verzierung r.ż.

sier

Zierde r.ż.

sier

Zierrat r.m. form.

dat is alleen maar voor de sier

das dient nur als [o. zur] Zierde

goede sier maken (met iets)

es sich C. gut gehen lassen (mit etw)

ster <ster|ren> [stɛr] RZ. r.ż.

1. ster (hemellichaam):

ster

Stern r.m.

ster

Gestirn r.n. form.

het staat in de sterren

es steht in den Sternen

zijn ster rijst/verbleekt przen.

sein Stern geht auf/verblasst

een vallende ster

eine Sternschnuppe

een vaste ster

ein Fixstern

iem tot de sterren verheffen przen.

jdn in den Himmel heben

de sterren van de hemel zingen/spelen

sehr gut singen/spielen

2. ster (persoon):

ster

Star r.m.

de sterren van het witte doek

die Filmstars

hij is een ster in wiskunde

er ist ein Ass in Mathematik

een rijzende ster przen.

ein aufgehender Stern

3. ster (stervormig figuur):

ster

Stern r.m.

een ster in de ruit

sternförmige Risse in der Scheibe

4. ster (asterisk):

ster

Sternchen r.n.

een restaurant met drie sterren

ein Dreisternerestaurant

Ser·vië [sɛrvijə] RZ. r.n. geen l.mn.

Servië

Serbien r.n.

vers¹ <verzen> [vɛrs] RZ. r.n.

1. vers (regel):

vers

Vers r.m.

Lucas 6, vers 10 rel.

Lukas 6, Vers 10

een blank vers lit.

ein Blankvers

slepend/staand vers lit.

weiblicher [o. klingender] /männlicher [o. stumpfer] Vers

2. vers (couplet):

vers

Vers r.n.

vers

Strophe r.ż.

3. vers (gedicht):

vers

Gedicht r.n.

iets in vers brengen

etw in Verse setzen

sr.

sr.

sen.

Zobacz też senior , senior

se·ni·or² [senijɔr] PRZYM.

senior

senior

senior

der Ältere

se·ni·or¹ <senior|en, senior|es> [senijɔr] RZ. r.m.

senior

Senior r.m.

stro [stro] RZ. r.n. geen l.mn.

1. stro:

stro (halmen van gedorst koren)

Stroh r.n.

stro (in stal)

Streu r.ż.

de bos stro

das Strohbund

de bos stro

das Büschel Stroh

2. stro (een enkele halm):

stro

Strohhalm r.m.

strootje trekken

mit Strohhalmen knobeln