slag2 <slag|en> [slɑx] RZ. r.m.
1. slag (klap, het slaan):
-
een onderhandse slag SPORT
3. slag:
-
Wellen l.mn.
5. slag:
6. slag (munten, merken):
-
slag
-
Prägung r.ż.
7. slag SPORT:
9. slag (wenteling):
-
slag
-
Umdrehung r.ż.