W Twojej przeglądarce jest wyłączona obsługa JavaScript. Jeśli obsługa JavaScript zostanie uaktywniona, będziesz miał możliwość korzystania z Trenera słownictwa PONS i innych funkcji.

niderlandzko » niemiecki

Tłumaczenia dla hasła „Beschleuniger“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

Pokaż podsumowanie wszystkich trafnych wyników

be·scha·di·gen: czasownik
be·schul·di·gen: czasownik
be·schei·den: przymiotnik i przysłówek
be·scher·mer: rzeczownik
be·schoei·en: czasownik
be·scherm·heer: rzeczownik
be·scherm·ster: rzeczownik
be·scheid: rzeczownik
be·schuit: rzeczownik
be·scha·ving: rzeczownik
be·scher·men: czasownik
be·schij·nen: czasownik
be·schon·ken: przymiotnik i przysłówek
be·schou·wen: czasownik
be·schut·ten: czasownik
be·schie·ten: czasownik
be·scher·ming: rzeczownik

Widzisz podobne wyniki: beschermster , beschermheer , beschoeien , beschermer , bescheiden , beschuldigen , beschadigen , bescherming , beschieten , beschutten , beschouwen , beschonken , beschijnen , beschermen , beschaving , beschuit i bescheid

be·scha·di·gen <beschadigde, h. beschadigd> [bəsxadəɣə(n)] CZ. cz. przech.

beschadigen

be·schul·di·gen <beschuldigde, h. beschuldigd> [bəsxʏldəɣə(n)] CZ. cz. przech.

beschuldigen

beschuldigen jur.

beschuldigen jur.

bezichtigen form.

iem van hoogmoed beschuldigen

jdn des Hochmuts bezichtigen

be·schei·den <bescheiden, bescheidener, bescheidenst> [bəsxɛidə(n)] PRZYM.

1. bescheiden (niet aanmatigend):

2. bescheiden (niet groot):

be·scher·mer <beschermer|s> [bəsxɛrmər] RZ. r.m.

1. beschermer (behoeder):

Beschützer r.m.

2. beschermer (begunstiger):

Gönner r.m.

Förderer r.m.

be·schoei·en <beschoeide, h. beschoeid> [bəsxujə(n)] CZ. cz. przech.

be·scherm·heer <bescherm|heren> [bəsxɛrmher] RZ. r.m.

1. beschermheer (beschermer):

beschermheer

Gönner r.m.

beschermheer

Förderer r.m.

beschermheer

Beschützer r.m.

2. beschermheer (eretitel):

beschermheer

Schirmherr r.m.

be·scherm·ster RZ. r.ż.

beschermster forma żeńska od beschermer

Zobacz też beschermer

be·scher·mer <beschermer|s> [bəsxɛrmər] RZ. r.m.

1. beschermer (behoeder):

Beschützer r.m.

2. beschermer (begunstiger):

Gönner r.m.

Förderer r.m.

be·scheid [bəsxɛit] RZ. r.n. geen l.mn.

1. bescheid (geschreven stuk):

Schriftstück r.n.

Akte r.ż.

Dokument r.n.

Unterlagen l.mn.

2. bescheid (antwoord):

Antwort r.ż.

Bescheid r.m.

be·schuit <beschuit|en> [bəsxœyt] RZ. r.ż.

Zwieback r.m.

met iem (wel) een beschuitje willen eten

jdn nicht von der Bettkante stoßen [o. schubsen]

be·scha·ving <beschaving|en> [bəsxavɪŋ] RZ. r.ż.

1. beschaving (toestand van beschaafdheid):

Kultur r.ż.

Zivilisation r.ż.

een hoge trap van beschaving

eine hohe Kulturstufe

2. beschaving (het beschaafd zijn):

Kultur kein l.mn.

Bildung r.ż.

Anstand r.m.

innerlijke beschaving

be·scher·men <beschermde, h. beschermd> [bəsxɛrmə(n)] CZ. cz. przech.

1. beschermen (behoeden):

(be)schirmen form.

de beschermende kleding

die Schutzkleidung

het beschermd natuurgebied

das Naturschutzgebiet

2. beschermen (bevorderen):

de kunst beschermen

die Kunst fördern

be·schij·nen <bescheen, h. beschenen> [bəsxɛinə(n)] CZ. cz. przech.

be·schon·ken <beschonken, beschonkener, meest beschonken> [bəsxɔŋkə(n)] PRZYM.

beschonken (licht)

be·schou·wen <beschouwde, h. beschouwd> [bəsxɑuwə(n)] CZ. cz. przech.

1. beschouwen (beoordelen):

op zichzelf beschouwd

an und für sich

2. beschouwen (houden voor):

iets als zijn plicht beschouwen

etw als seine Pflicht betrachten

iets als zijn plicht beschouwen

etw für [o. als] seine Pflicht erachten

3. beschouwen (bekijken):

4. beschouwen (ambtshalve keuren):

be·schut·ten <beschutte, h. beschut> [bəsxʏtə(n)] CZ. cz. przech.

(be)schirmen form.

iem beschutten voor iets

jdn vor etw C. schützen

be·schie·ten <beschoot, h. beschoten> [bəsxitə(n)] CZ. cz. przech.

unter Beschuss nehmen

be·scher·ming <bescherming|en> [bəsxɛrmɪŋ] RZ. r.ż.

1. bescherming (hoede):

bescherming

Schutz r.m.

bescherming bieden [o. geven ] tegen iets/iem

Schutz gewähren gegen etw/jdn

bescherming bieden [o. geven ] tegen iets/iem

Schutz gewähren vor etw/jdm

onder bescherming van de nacht

im Schutz(e) der Nacht

de bescherming tegen kou/lawaai

der Kälte-/Lärmschutz

2. bescherming (begunstiging):

bescherming

Förderung r.ż.

bescherming

Protektion r.ż.

bescherming

Gönnerschaft r.ż.

Przeszukaj słownik

niderlandzki

Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski