Tłumaczenia dla hasła „gerustgesteld“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ge·rust·stel·len <stelde gerust, h. gerustgesteld> [ɣərʏstɛlə(n)] CZ. cz. przech.

geruststellen

beruhigen

ge·rust·heid <gerust|heden> [ɣərʏsthɛɪt] RZ. r.ż.

1. gerustheid (onbezorgdheid):

gerustheid

Vertrauen r.n.

2. gerustheid (ongestoorde kalmte):

gerustheid

Ruhe r.ż.

3. gerustheid (geruststelling):

gerustheid

Beruhigung r.ż.

wel·ge·steld <welgestelde, welgestelder, meest welgesteld> [wɛlɣəstɛlt] PRZYM.

welgesteld

wohlhabend

welgesteld

gut situiert

het zijn welgestelde mensen

es sind gut situierte Leute

te·gen·ge·steld [teɣə(n)ɣəstɛlt] PRZYM.

tegengesteld

entgegengesetzt

tegengesteld (tegenovergesteld)

gegensätzlich

tegengesteld (tegenovergesteld)

gegenteilig

een tegengestelde mening hebben

gegensätzlicher Meinung sein

in tegengestelde richting

in entgegengesetzter Richtung

ge·kun·steld <gekunstelde, gekunstelder, gekunsteldst> [ɣəkʏnstəlt] PRZYM.

gekunsteld

gekünstelt

gekunsteld (aanstellerig)

geziert

gekunsteld (taal, stijl)

geschraubt

rust·ge·vend [rʏstxevənt] PRZYM.

rustgevend

beruhigend

een rustgevende gedachte

ein beruhigender Gedanke

het rustgevende geneesmiddel

das Beruhigungsmittel

te·gen·over·ge·steld [teɣə(n)ovərɣəstɛlt] PRZYM.

1. tegenovergesteld (tegenover iets geplaatst):

tegenovergesteld

entgegengesetzt

uit tegenovergestelde richting

aus der entgegengesetzten Richtung

2. tegenovergesteld przen.:

tegenovergesteld

entgegengesetzt

tegenovergesteld (tegenstrijdig)

gegensätzlich

het tegenovergestelde

das Gegenteil

de tegenovergestelde positie

die Gegenposition

gees·tes·ge·steld·heid <geestesgesteld|heden> [ɣestəsxəstɛlthɛit] RZ. r.ż.

1. geestesgesteldheid (mentaliteit):

geestesgesteldheid

Geisteshaltung r.ż.

geestesgesteldheid

geistige Einstellung r.ż.

2. geestesgesteldheid (stemming):

geestesgesteldheid

Geistesverfassung r.ż.

geestesgesteldheid

seelische Verfassung r.ż.

on·ge·steld [ɔŋɣəstɛlt] PRZYM.

1. ongesteld:

ze is ongesteld (menstruerend)

sie hat ihre Tage [o. Regel]

ze wordt ongesteld

sie bekommt ihre Tage [o. Regel]

2. ongesteld (onpasselijk):

ongesteld

unwohl

ongesteld

schlecht

ongesteld

unpässlich form.

sa·men·ge·steld [samə(n)ɣəstɛlt] PRZYM.

samengesteld

zusammengesetzt

samengesteld

komplex spec.

de samengestelde bloem

der Korbblütler

de samengestelde bloem

die Komposite spec.

een samengestelde breuk

ein zusammengesetzter Bruch

het samengestelde geheel

der Komplex

de samengestelde interest

der Zinseszins

ver·steld [vərstɛlt] PRZYM.

versteld

verblüfft

versteld

überrascht

versteld

platt pot.

iem versteld doen staan

jdn in Erstaunen versetzen

versteld staan van iets

über etw B. sehr erstaunt sein

versteld staan van iets

über etw verblüfft sein

ge·ti·teld [ɣətitəlt, ɣətɪtəlt] PRZYM.

1. getiteld (boekwezen):

getiteld

mit dem Titel

getiteld

betitelt

een roman, getiteld Akbar

ein Roman mit dem Titel ‘Akbar’

2. getiteld (een titel voerend):

getiteld

einen Titel führend

wel·ge·teld [wɛlɣətɛlt] PRZYSŁ.

welgeteld

genau (gezählt)

welgeteld tien

zehn an der Zahl

welgeteld tien

genau zehn