Tłumaczenia dla hasła „herbeifahren“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

her·bo·ren [hɛrborə(n)] PRZYM.

herboren

neugeboren

wij voelden ons (als) herboren przen.

wir fühlten uns wie neugeboren

her·ber·gen <herbergde, h. geherbergd> [hɛrbɛrɣə(n)] CZ. cz. przech.

1. herbergen (huisvesten):

herbergen

unterbringen

ik kan zoveel mensen niet herbergen

so viele Leute kann ich nicht unterbringen

2. herbergen (tot verblijf dienen):

herbergen

beherbergen

een hok dat twee konijnen herbergt

ein Stall, der zwei Kaninchen beherbergt

3. herbergen (bevatten):

herbergen

bergen liter

dit boek herbergt een schat van informatie

dieses Buch birgt einen Reichtum an Informationen liter przen.

her·be·wa·pe·nen <herbewapende, h. herbewapend> [hɛrbəwapənə(n)] CZ. cz. przech.

herbewapenen

wieder bewaffnen

herbewapenen

wieder aufrüsten

her·be·zin·nen <herbezon zich, h. zich herbezonnen> [hɛrbəzɪnə(n)] CZ. wk ww

herbezinnen zich herbezinnen:

herbezinnen

aufs Neue überdenken

het parlement herbezint zich op de bezuinigingsvoorstellen

das Parlament überdenkt aufs Neue die vorgeschlagenen Sparmaßnahmen

her·keu·ren <herkeurde, h. herkeurd> [hɛrkørə(n)] CZ. cz. przech.

herkeuren (onderzoeken)

von Neuem untersuchen

herkeuren (onderzoeken)

aufs Neue prüfen

herkeuren (testen)

überprüfen

herkeuren gesch.

nachmustern

her·in·ne·ren¹ <herinnerde, h. herinnerd> [hɛrɪnərə(n)] CZ. cz. przech. (doen terugdenken aan)

herinneren

erinnern an +B.

die geur herinnerde mij aan mijn grootvader

der Geruch erinnerte mich an meinen Großvater

wij herinneren u nogmaals aan het feit dat …

wir erinnern Sie noch einmal an die Tatsache, dass …

ver·beu·ren <verbeurde, h. verbeurd> [vərbørə(n)] CZ. cz. przech.

verbeuren

verwirken

ver·be·te·ren¹ <verbeterde, h. verbeterd> [vərbetərə(n)] CZ. cz. przech.

1. verbeteren (beter maken):

verbeteren

(ver)bessern

2. verbeteren (herstellen):

verbeteren

ausbessern

verbeteren

wiederherstellen

mankementen verbeteren

Mängel ausbessern

3. verbeteren (corrigeren):

verbeteren

verbessern

verbeteren

korrigieren

opstellen verbeteren

Aufsätze verbessern

4. verbeteren (overtreffen):

verbeteren

verbessern

een record met één meter verbeteren

einen Rekord um einen Meter verbessern [o. übertreffen]

her·ber·gier <herbergier|s> [hɛrbɛrɣir] RZ. r.m.

herbergier

Gastwirt r.m.

herbergier

Wirt r.m.

her·ber·gier·ster RZ. r.ż.

herbergierster forma żeńska od herbergier

Zobacz też herbergier

her·ber·gier <herbergier|s> [hɛrbɛrɣir] RZ. r.m.

herbergier

Gastwirt r.m.

herbergier

Wirt r.m.

her·bou·wen <herbouwde, h. herbouwd> [hɛrbɑuwə(n)] CZ. cz. przech.

herbouwen

wieder aufbauen

herbouwen

wieder errichten

her·berg <herberg|en> [hɛrbɛrx] RZ. r.ż.

1. herberg:

herberg (logement)

Gasthaus r.n.

herberg (op het platteland)

Gasthof r.m.

herberg (op het platteland)

Wirtshaus r.n.

2. herberg (kroeg):

herberg

Gastwirtschaft r.ż.

her·ove·ren <heroverde, h. heroverd> [hɛrovərə(n)] CZ. cz. przech.

heroveren

zurückerobern

her·waar·de·ren <herwaardeerde, h. (ge)herwaardeerd> [hɛrwarderə(n)] CZ. cz. przech.

herwaarderen

neu bewerten

herwaarderen econ.

revalvieren

her·eni·gen <herenigde, h. herenigd> [hɛrenəɣə(n)] CZ. cz. przech.

1. herenigen (weer bijeenbrengen):

herenigen

wiedervereinigen

2. herenigen (verzoenen):

herenigen

vereinen