Tłumaczenia dla hasła „meesterschilderes“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

pas·tel·schil·de·ren [pɑstɛlsxɪldərə(n)] CZ. alleen inf.

pastelschilderen

Pastellmalerei r.ż.

por·tret·schil·de·res RZ. r.ż.

portretschilderes forma żeńska od portretschilder

Zobacz też portretschilder

por·tret·schil·der <portretschilder|s> [pɔrtrɛtsxɪldər] RZ. r.m.

portretschilder

Porträtmaler r.m.

mees·ter·schap [mestərsxɑp] RZ. r.n. geen l.mn.

1. meesterschap (volmaakte beheersing van een vak):

meesterschap

Meisterschaft r.ż.

2. meesterschap (macht, gezag):

meesterschap

Beherrschung r.ż.

meesterschap

Herrschaft r.ż.

schil·de·res RZ. r.ż.

schilderes forma żeńska od schilder

Zobacz też schilder

schil·der <schilder|s> [sxɪldər] RZ. r.m.

1. schilder (huisschilder(es)):

schilder

Maler r.m.

schilder

Anstreicher r.m.

2. schilder (kunstschilder(es)):

schilder

Maler r.m.

schilder

Kunstmaler r.m.

be·schil·de·ren <beschilderde, h. beschilderd> [bəsxɪldərə(n)] CZ. cz. przech.

1. beschilderen (voorstellingen schilderen op):

beschilderen

bemalen

beschilderen

anmalen pot.

2. beschilderen (verven, kleuren):

beschilderen

bemalen

beschilderen

anstreichen

mees·te·res <meesteres|sen> [mestərɛs] RZ. r.ż.

meesteres

Meisterin r.ż.

meesteres

Herrin r.ż.

meesteres

Gebieterin r.ż. form.

mees·ter·werk <meesterwerk|en> [mestərwɛrk] RZ. r.n.

meesterwerk

Meisterwerk r.n.

mees·ter·hand [mestərhɑnt] RZ. r.ż. geen l.mn.

meesterhand

Meisterhand r.ż.

dit verraadt de meesterhand

das stammt aus Meisterhand

mees·ten·tijds [mestəntɛɪts] PRZYSŁ.

meestentijds

meistens

meestentijds

meist

schil·de·ren¹ <schilderde, h. geschilderd> [sxɪldərə(n)] CZ. cz. przech.

1. schilderen (met verf tot stand brengen):

schilderen

malen

een doek schilderen

ein Gemälde malen

2. schilderen (verven):

schilderen

(an)streichen

schilderen

malen

zijn huis laten schilderen

sein Haus (an)streichen lassen

het tuinhekje schilderen

den Gartenzaun streichen

3. schilderen (met verf aanbrengen):

schilderen

malen

schilderen

pinseln slang

iets op de muur schilderen

etw auf die Wand malen

4. schilderen (beschrijven):

schilderen

schildern

hij schilderde mij zijn reis door India

er schilderte mir seine Reise durch Indien

iem iets zwart schilderen

jdn etw negativ darstellen

af·schil·de·ren <schilderde af, h. afgeschilderd> [ɑfsxɪldərə(n)] CZ. cz. przech.

1. afschilderen (afbeelden):

afschilderen

(ab)malen

2. afschilderen przen.:

afschilderen

schildern

alles zwart afschilderen przen.

alles schwarzmalen

3. afschilderen (afmaken):

afschilderen

zu Ende malen

na·schil·de·ren <schilderde na, h. nageschilderd> [nasxɪldərə(n)] CZ. cz. przech.

naschilderen

nachmalen