Tłumaczenia dla hasła „spängchen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

spee·chen <speechte, h. gespeecht> [spiːtʃə(n)] CZ. cz. nieprzech.

speechen

eine Rede [o. Ansprache] halten

span·nen¹ <spande, h. gespannen> [spɑnə(n)] CZ. cz. nieprzech. (nauw sluiten)

spannen

spannen

die broek spant om de billen

die Hose spannt am [o. überm] Gesäß

spat·scherm RZ. r.n.

spatscherm → spatbord

Zobacz też spatbord

spat·bord <spatbord|en> [spɑdbɔrt] RZ. r.n.

spatbord (van auto e.d.)

Kotflügel r.m.

spatbord (van tweewielige voertuigen)

Schutzblech r.n.

span·doek <spandoek|en> [spɑnduk] RZ. r.n. of r.m.

spandoek

Spruchband r.n.

spandoek

Transparent r.n.

span·nend <spannende, spannender, spannendst> [spɑnənt] PRZYM.

spannend

spannend

spang <spang|en> [spɑŋ] RZ. r.ż.

spang

Spange r.ż.

span·ne RZ. r.ż.

spanne → span²

Zobacz też span , span

span² <span|nen> [spɑn] RZ. r.ż.

1. span (afstand tussen duim en pink):

span

Spanne r.ż.

2. span (tijdruimte):

span

Spanne r.ż.

span

Zeitspanne r.ż.

span¹ <span|nen> [spɑn] RZ. r.n. (koppel, paar)

span

Gespann r.n.

een aardig span(netje)

ein hübsches Gespann

een mooi span paarden

ein schönes Pferdegespann

brun·chen <brunchte, h. gebruncht> [brʏnʃə(n)] CZ. cz. nieprzech.

brunchen

brunchen

aan·la·chen <lachte aan, h. aangelachen> [anlɑxə(n)] CZ. cz. nieprzech.

aanlachen

anlachen +B.

de fortuin lacht hem aan

das Glück ist ihm hold

de roem lacht hem aan

ihm winkt der Ruhm

span·kracht [spɑŋkrɑxt] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. spankracht (kracht die door trekking, druk werkt):

spankracht

Spannkraft r.ż.

2. spankracht (veerkracht):

spankracht

Spannkraft r.ż.

spankracht

Elastizität r.ż.

spankracht

Dehnfähigkeit r.ż.

de spankracht van de spieren

die Dehnfähigkeit der Muskeln

3. spankracht (uitzettingskracht):

spankracht

Expansionskraft r.ż.

spankracht

Ausdehnungskraft r.ż.