Tłumaczenia dla hasła „vergebliche“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ver·ge·zicht <vergezicht|en> [vɛrɣəzɪxt] RZ. r.n.

1. vergezicht (panorama):

vergezicht

Fernsicht r.ż.

vergezicht

Weitblick r.m.

2. vergezicht (schilderij):

vergezicht

Panorama r.n.

ver·ge·lijk <vergelijk|en> [vɛrɣəlɛik] RZ. r.n.

1. vergelijk:

vergelijk (overeenkomst)

Ausgleich r.m.

vergelijk (compromis)

Kompromiss r.m.

tot een vergelijk komen

zu einem Kompromiss gelangen

2. vergelijk jur.:

vergelijk

Vergleich r.m.

een vergelijk treffen

einen Vergleich schließen [o. treffen]

3. vergelijk (het vergelijken):

vergelijk

Vergleich r.m.

dat is geen vergelijk

das ist doch gar kein Vergleich

ver·ge·zocht [vɛrɣəzɔxt] PRZYM.

vergezocht

weit hergeholt

ver·ge·lij·ken <vergeleek, h. vergeleken> [vɛrɣəlɛikə(n)] CZ. cz. przech.

vergelijken

vergleichen

vergeleken met vroeger

im Vergleich zu früher

niet te vergelijken zijn met

nicht zu vergleichen sein mit

een vergelijkend warenonderzoek

ein vergleichender Warentest

ver·ge·lij·kend [vɛrɣəlɛɪkənt] PRZYM.

vergelijkend

vergleichend

ver·ge·len <vergeelde, i. vergeeld> [vərɣelə(n)] CZ. cz. nieprzech.

vergelen

vergilben

ver·gel·den <vergold, h. vergolden> [vərɣɛldə(n)] CZ. cz. przech.

vergelden

vergelten

kwaad met kwaad vergelden

Böses mit Bösem vergelten

ver·ge·leek CZ.

1. vergeleek 3. os. l.mn. cz. prz. van vergelijken

2. vergeleek volt. deelw. van vergelijken

Zobacz też vergelijken

ver·ge·lij·ken <vergeleek, h. vergeleken> [vɛrɣəlɛikə(n)] CZ. cz. przech.

vergelijken

vergleichen

vergeleken met vroeger

im Vergleich zu früher

niet te vergelijken zijn met

nicht zu vergleichen sein mit

een vergelijkend warenonderzoek

ein vergleichender Warentest

ver·ge·ving [vərɣevɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

1. vergeving (kwijtschelding):

vergeving

Verzeihung r.ż.

vergeving rel.

Vergebung r.ż.

iem vergeving schenken

jdm verzeihen

iem om vergeving vragen (voor iets)

jdn (wegen etw) um Verzeihung bitten

de vergeving van de zonden

die Vergebung der Sünden

2. vergeving (het weggeven):

vergeving

Vergabe r.ż.

ver·gel·ding <vergelding|en> [vərɣɛldɪŋ] RZ. r.ż.

vergelding

Vergeltung r.ż.

ver·ge·le·ken CZ.

vergeleken 3. os. l.mn. cz. prz. van, volt. deelw. van vergelijken

Zobacz też vergelijken

ver·ge·lij·ken <vergeleek, h. vergeleken> [vɛrɣəlɛikə(n)] CZ. cz. przech.

vergelijken

vergleichen

vergeleken met vroeger

im Vergleich zu früher

niet te vergelijken zijn met

nicht zu vergleichen sein mit

een vergelijkend warenonderzoek

ein vergleichender Warentest

ver·ge·wis·sen <vergewiste zich, h. zich vergewist> [vɛrɣəwɪsə(n)] CZ. wk ww

vergewissen zich vergewissen:

vergewissen

sich vergewissern

zich van iets vergewissen

sich einer Sache D. vergewissern