Tłumaczenia dla hasła „vrolijk“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

vro·lijk <vrolijke, vrolijker, vrolijkst> [vrolək] PRZYM.

1. vrolijk (blij):

vrolijk

fröhlich

vrolijk

heiter

vrolijk

froh

zich over iem vrolijk maken

sich über jdn amüsieren

zich over iem vrolijk maken pej.

sich über jdn lustig machen

2. vrolijk (waarin, waarover men zich vermaakt):

vrolijk

fröhlich

vrolijk

lustig

vrolijk

heiter

het is hier wel een vrolijke boel

hier geht es aber lustig zu

een vrolijke noot

eine heitere Note

3. vrolijk (aangenaam stemmend):

vrolijk

fröhlich

vrolijk

heiter

een vrolijke kleur

eine fröhliche Farbe

Przykładowe zdania ze słowem vrolijk

haar gezicht staat vrolijk

ihr Gesicht ist fröhlich

zich over iem vrolijk maken

sich über jdn amüsieren

het gaat er hier vrolijk aan toe

es geht hier lustig zu