Tłumaczenia dla hasła „belandde“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

be·ˈlan·gen CZ. cz. przech.

1. belangen PR.:

belangen

vervolgen

belangen

voor de rechter dagen

belangen

aanklagen

2. belangen (zur Verantwortung ziehen):

belangen

ter verantwoording roepen

belangen

rekenschap eisen

belangen

aanspreken

3. belangen (betreffen):

belangen

betreffen

was mich belangt, ...

wat mij betreft ...

be·ˈlang·los PRZYM.

belanglos

onbelangrijk

belanglos

van geen belang

be·ˈlas·sen CZ. cz. przech. niereg.

belassen

laten

belassen (überlassen)

overlaten aan

be·ˈlau·fen CZ. cz. zwr. niereg.

belaufen

belopen

belaufen

bedragen

die Kosten beliefen sich auf 100 Euro

de kosten bedroegen 100 euro

be·ˈla·chen CZ. cz. przech.

belachen

lachen om

be·ˈla·gern CZ. cz. przech.

belagern

belegeren

be·ˈlas·ten CZ. cz. przech.

1. belasten a. przen. (Last aufladen):

belasten

belasten

2. belasten FIN.:

belasten

afschrijven

belasten

debiteren

belasten

belasten

mein Konto wurde zu Unrecht mit 100 Euro belastet

er werd ten onrechte 100 euro van mijn rekening afgeschreven

3. belasten PR.:

belasten

bezwarende verklaringen afleggen voor

belasten

bezwaren

belastende Aussagen/Umstände

bezwarende verklaringen/omstandigheden

be·ˈlau·ern CZ. cz. przech.

belauern

beloeren

belauern

bespieden

be·ˈlau·schen CZ. cz. przech.

belauschen

afluisteren

Be·ˈlang <Belang(e)s, Belange> [bəˈlaŋ] RZ. r.m.

1. Belang (Interesse):

Belang

belang r.n.

2. Belang podn. (Hinsicht):

Belang

opzicht r.n.