Tłumaczenia dla hasła „hinwegbrausen“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ˈhin·wei·sen CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. hinweisen:

hinweisen

(heen)wijzen

darauf hinweisen, dass …

erop wijzen, dat …

ein hinweisen des Fürwort

een aanwijzend voornaamwoord

2. hinweisen (aufmerksam machen):

hinweisen

wijzen op

hinweisen

attent maken

3. hinweisen (hindeuten auf):

hinweisen

wijzen op

hinweisen

duiden op

hin·ˈweg·kom·men CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. hinwegkommen (sich erholen, überwinden):

hinwegkommen

heenkomen

hinwegkommen

te boven komen

2. hinwegkommen (vorbei gehen können):

hinwegkommen

langs komen

hinwegkommen

langs kunnen

hin·ˈweg·se·hen CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. hinwegsehen (darüber sehen):

hinwegsehen

heenkijken

hinwegsehen

heenzien

2. hinwegsehen (ignorieren):

hinwegsehen

niet willen zien

3. hinwegsehen przen. (unbeachtet lassen):

hinwegsehen

door de vingers zien

über einen Fehler hinwegsehen

een fout door de vingers zien

hin·ˈweg·set·zen¹ CZ. cz. nieprzech.

hinwegsetzen

(heen) springen

hin·ˈweg·ge·hen CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. hinweggehen:

hinweggehen

heengaan (over)

2. hinweggehen przen.:

hinweggehen

geen aandacht besteden (aan)

hinweggehen

negeren

über eine Bemerkung hinweggehen

van een opmerking geen notitie nemen

hin·ˈweg·hel·fen CZ. cz. nieprzech. niereg.

hinweghelfen

over iets heen helpen ook fig.

ˈhin·wer·fen¹ CZ. cz. przech. niereg.

1. hinwerfen (fallen lassen):

hinwerfen

wegwerpen

hinwerfen

neerwerpen

einen Blick hinwerfen przen.

er een blik op werpen

2. hinwerfen pot. (flüchtig erwähnen):

hinwerfen

zich laten ontvallen

hinwerfen

terloops zeggen

3. hinwerfen pot. (flüchtig zu Papier bringen):

hinwerfen

op papier zetten

hinwerfen

neerpennen

4. hinwerfen pot. (aufgeben):

hinwerfen

erbij neergooien

hinwerfen

er de brui aan geven

den ganzen Kram hinwerfen

de hele boel erbij neergooien