Tłumaczenia dla hasła „verrassend“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ver·ˈpras·sen CZ. cz. przech.

verprassen

verbrassen

ver·ˈra·ten¹ CZ. cz. przech. niereg.

1. verraten (ausplaudern):

verraten

verraden

verraten

verklappen

sich verraten und verkauft fühlen

zich volledig in de steek gelaten voelen

2. verraten (Verrat üben):

verraten

verraden

verraten

in de steek laten

3. verraten (preisgeben):

verraten

verraden

verraten

tonen

Ter·ˈras·se <Terrasse, Terrassen> [tɛˈrasə] RZ. r.ż. a. GEOL.

Terrasse

terras r.n.

ver·ˈrei·sen CZ. cz. nieprzech.

verreisen

op reis gaan

her·ˈab·las·send [hɛˈraplasn̩t] PRZYM.

1. herablassend:

herablassend

neerbuigend

herablassend

uit de hoogte

2. herablassend:

herablassend

minzaam

ver·ˈram·schen CZ. cz. przech. pot. pej.

verramschen

(ver)ramsjen

verramschen

tegen afbraakprijzen verkopen

um·ˈfas·send [ʊmˈfasn̩t] PRZYM.

1. umfassend (weitgehend):

umfassend

veelomvattend

umfassend

omvangrijk

ein umfassendes Geständnis

een volledige bekentenis

2. umfassend (alles enthaltend):

umfassend

grondig

umfassend

uitvoerig

ˈun·pas·send PRZYM.

1. unpassend (unangebracht):

unpassend

ongepast

2. unpassend (ungelegen):

unpassend

misplaatst

ver·ˈrau·chen¹ CZ. cz. nieprzech.

1. verrauchen (sich in Rauch auflösen):

verrauchen

verroken

verrauchen

in rook opgaan

2. verrauchen przen. (vergehen):

verrauchen

verdwijnen

verrauchen

overgaan

sein Ärger verrauchte allmählich

zijn ergernis verdween geleidelijk

ver·ˈro·hen¹ [fɛɐ̯ˈroːən] CZ. cz. nieprzech.

verrohen

verruwen

verrohen

ruw(er) worden

ver·ˈru·fen PRZYM.

verrufen

berucht

verrufen

slecht bekendstaand

ˈwelt·um·fas·send PRZYM.

weltumfassend

wereldomvattend

ter·ˈras·sen·för·mig PRZYM.

terrassenförmig

terrasvormig

ver·ˈraucht [fɛɐ̯ˈr͜auxt] PRZYM.

verraucht

vol rook

verraucht

rokerig

ˈall·um·fas·send [ˈalʔʊmˈfasn̩t] PRZYM. podn.

allumfassend

alomvattend

allumfassend

alles omvattend

ˈun·wis·send [ˈʊnvɪsn̩t] PRZYM.

unwissend (ahnungslos)

onwetend

unwissend (über kein Wissen verfügend)

onkundig

all·ˈwis·send [ˈalˈvɪsn̩t] PRZYM.

allwissend REL.

alwetend

allwissend pot. (umfassend informiert)

alles wetend

Doktor Allwissend

dokter Weetal