Tłumaczenia dla hasła „voord“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

Fjord <Fjord(e)s, Fjorde> [fjɔrt] RZ. r.m.

Fjord

fjord

vor² [foːɐ̯] PRZYIM. +C. o B.

1. vor (eher, davor befindlich, Ort, Zeit):

vor

voor

vor allen Dingen

vooral

vor allen Dingen

met name

vor allen Dingen

in de eerste plaats

vor sich gehen (passieren)

gebeuren

vor drei Wochen

drie weken geleden

vor allem

vooral

vor allem

met name

2. vor (als Reaktion):

vor

voor

vor

van

zittern vor Angst

beven van angst

3. vor (im Beisein von jmd):

vor

voor

vor

in tegenwoordigheid van

etw vor der Presse/vor Zeugen erklären

iets in bijzijn van [o. ten overstaan van] de pers/getuigen verklaren

vorn [fɔrn] PRZYSŁ.

vorn (von der Vorderseite her)

voren

vorn (von der Vorderseite her)

voor(aan)

vorn (von Anfang an)

van voren

es langt [o. reicht ] nicht vorn und nicht hinten pot.

dat is op geen stukken na voldoende

ein nach vorn liegendes Zimmer

een kamer aan de straatkant

von vorn bis hinten

van voren tot achteren

Ak·ˈkord <Akkord(e)s, Akkorde> [aˈkɔrt] RZ. r.m.

1. Akkord GOSP.:

Akkord

akkoordloon r.n.

Akkord

stukloon r.n.

im Akkord arbeiten

op [o. tegen] akkoordloon [o. stukloon] werken

2. Akkord MUZ.:

Akkord

akkoord r.n.

Akkord

samenklank

Akkord

harmonie

Re·ˈkord <Rekord(e)s, Rekorde> [reˈkɔrt] RZ. r.m.

Rekord

record r.n.

einen Rekord aufstellen [o. einstellen ] [o. erzielen ]

een record vestigen [o. evenaren] [o. op z'n naam brengen]

sie ist Rekord gelaufen

ze heeft een recordtijd gelopen

ˈVor·ort RZ. r.m.

Vorort

voorstad

Vorort

(buiten)wijk