Tłumaczenia dla hasła „wegtreiteren“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈweg·tre·ten² CZ. cz. przech. niereg. (Ball)

wegtreten

wegtrappen

wegtreten

wegschoppen

Strei·te·ˈrei <Streiterei, Streitereien> [ʃtr͜aitəˈr͜ai ] RZ. r.ż. pot.

Streiterei

(ge)ruzie

Streiterei

gekibbel r.n.

Streiterei

twist

ver·ˈei·tern [fɛɐ̯ˈʔ͜aitɐn] CZ. cz. nieprzech.

vereitern

veretteren

vereitern

tot ettering overgaan

be·ˈstrei·ten CZ. cz. przech. niereg.

1. bestreiten (leugnen):

bestreiten

ontkennen

bestreiten

loochenen

es ist nicht zu bestreiten, dass ...

het valt niet te ontkennen dat ...

2. bestreiten (streitig machen):

bestreiten

betwisten

bestreiten

tegenspreken

3. bestreiten (finanzieren):

bestreiten

bestrijden

bestreiten

dragen

4. bestreiten (sorgen für):

bestreiten

zorgen voor

bestreiten

voorzien in

seinen Unterhalt bestreiten

in zijn onderhoud voorzien

5. bestreiten (Wettbewerb: austragen):

bestreiten

deelnemen aan

bestreiten

spelen

ver·ˈbrei·tern² [-tɐn] CZ. cz. zwr.

verbreitern

breder worden

verbreitern

zich verbreden

ˈWeg·be·rei·ter(in) RZ. r.m.(r.ż.)

Wegbereiter(in)

wegbereider(wegbereidster) r.m. (r.ż.)

Wegbereiter(in)

pionier(pionierster) r.m. (r.ż.)

Wegbereiter(in)

baanbreker(baanbreekster) r.m. (r.ż.)

ˈstrei·ten² <stritt, gestritten> [ˈʃtr͜aitn̩] CZ. cz. zwr.

1. streiten:

streiten

ruzie maken [o. hebben]

streiten

twisten

streiten

kibbelen

streiten

ruziën

2. streiten:

streiten

(rede)twisten

streiten

disputeren

wenn zwei sich streiten, freut sich der Dritte przysł.

als twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen

ˈab·strei·ten CZ. cz. przech.

1. abstreiten (leugnen):

abstreiten

loochenen

abstreiten

ontkennen

abstreiten

tegenspreken

2. abstreiten (absprechen):

abstreiten

betwisten

abstreiten

ontzeggen