Tłumaczenia dla hasła „Informierung“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

in·for·me·ren¹ <informeerde, h. geïnformeerd> [ɪnfɔrmerə(n)] CZ. cz. nieprzech.

informeren (inlichtingen inwinnen)

sich informieren

informeren (zich op de hoogte stellen)

sich erkundigen

informeren (zich op de hoogte stellen)

sich unterrichten form.

ik heb naar de prijs geïnformeerd

ich habe mich nach dem Preis erkundigt

informeer eens waar je wezen moet

frage einmal nach, wohin du gehen sollst

in·for·meel <informele, informeler, informeelst> [ɪnfɔrmel] PRZYM.

informeel

informell

informeel

zwanglos

informeel taalk.

umgangssprachlich

in·for·ma·teur <informateur|s> [ɪnfɔrmatør] RZ. r.m.

informateur

die Möglichkeiten einer Kabinettsbildung sondierende(r) Politiker(in)

con·for·me·ren¹ <conformeerde, h. geconformeerd> [kɔnfɔrmerə(n)] CZ. cz. przech. (gelijkvormig maken)

conformeren

anpassen

verschillende zaken conformeren

verschiedene Sachen miteinander in Übereinstimmung bringen

in·fe·ri·eur¹ <inferieur|en> [ɪnferijør] RZ. r.m.

inferieur

Untergebene(r) r.m.

in·for·ma·tie·lijn RZ. r.ż.

informatielijn → infolijn

Zobacz też infolijn

in·fo·lijn <infolijn|en> [ɪnfolɛɪn] RZ. r.ż.

infolijn

Infotelefon r.n.

in·for·ma·tie·dra·ger <informatiedrager|s> [ɪnfɔrma(t)sidraɣər] RZ. r.m.

informatiedrager

Informationsträger r.m.

informatiedrager

Datenträger r.m.

in·for·ma·tie·ver·wer·king [ɪnfɔrma(t)sivərwɛrkɪŋ] RZ. r.ż. geen l.mn.

informatieverwerking

Informationsverarbeitung r.ż.

informatieverwerking

Datenverarbeitung r.ż.

in·for·ma·tie·ba·lie <informatiebalie|s> [ɪnfɔrma(t)sibali] RZ. r.ż.

informatiebalie

Informationsstelle r.ż.

informatiebalie

Auskunftsstelle r.ż.

in·for·ma·tie <informatie|s> [ɪnfɔrma(t)si] RZ. r.ż.

informatie

Information r.ż.

informatie (inlichtingen ook)

Auskunft r.ż.

informatie over iets inwinnen

sich über etw B. informieren

nadere informatie is te verkrijgen bij haar

nähere Informationen [o. Auskünfte] sind bei ihr zu erhalten

te uwer informatie

zu Ihrer Information

de computer slaat informatie op

der Computer speichert Informationen

in·for·ma·ti·ca [ɪnfɔrmatika] RZ. r.ż. geen l.mn.

informatica

Informatik r.ż.

in·for·ma·tief <informatieve, informatiever, informatiefst> [ɪnfɔrmatif] PRZYM.

informatief

informativ

in·fo·lijn <infolijn|en> [ɪnfolɛɪn] RZ. r.ż.

infolijn

Infotelefon r.n.

in·fo·num·mer <infonummer|s> RZ. r.n.

infonummer

Infonummer r.ż.