Tłumaczenia dla hasła „Schriftseite“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

schrif·te·lijk¹ [sxrɪftələk] RZ. r.n. geen l.mn.

schriftelijk

schriftliche Prüfung r.ż.

schriftelijk (schriftelijke overhoring)

schriftliche Arbeit r.ż.

voor het schriftelijk zakken

durch die schriftliche Prüfung fallen

schrif·tuur <schrif|turen> [sxrɪftyr] RZ. r.n. of r.ż.

schriftuur

Schriftstück r.n.

de schriftuur van eis jur.

die Klageschrift

de schriftuur van antwoord jur.

die Einrede

schrijf·sel <schrijfsel|s> [sxrɛɪfsəl] RZ. r.n.

schrijfsel

Schrieb r.m.

schrijfsel

Geschreibsel r.n.

Schrift·woord <Schriftwoord|en> [sxrɪftwort] RZ. r.n.

Schriftwoord

Bibelwort r.n.

Schriftwoord

Bibelspruch r.m.

schrij·nen <schrijnde, h. geschrijnd> [sxrɛinə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. schrijnen (door schuren pijn veroorzaken):

schrijnen

reiben

schrijnen

scheuern

2. schrijnen (wonden):

schrijnen

brennen

schrij·ven¹ [sxrɛivə(n)] RZ. r.n. geen l.mn.

schrijven

Schreiben r.n.

schrijven (allgemeen)

Brief r.m.

een begeleidend schrijven

ein Begleitbrief

een begeleidend schrijven

ein Begleitschreiben

in antwoord op uw schrijven van 20 april

auf Ihr Schreiben vom 20. April

in antwoord op uw schrijven van 20 april

in Beantwortung Ihres Schreibens vom 20. April

schrik·ken¹ <schrikte, h. geschrikt> [sxrɪkə(n)] CZ. cz. przech.

1. schrikken (plotseling afkoelen):

schrikken

(ab)schrecken

een gekookt ei schrikken

ein gekochtes Ei (ab)schrecken

2. schrikken (plotseling in kokend water brengen):

schrikken

blanchieren

schrij·den <schreed, i. geschreden> [sxrɛidə(n)] CZ. cz. nieprzech.

schrijden

schreiten

schrij·ver <schrijver|s> [sxrɛivər] RZ. r.m.

1. schrijver:

schrijver (auteur)

Schriftsteller r.m.

schrijver (auteur)

Autor r.m.

schrijver (van een genoemd werk)

Verfasser r.m.

schrijver (literair werk)

Dichter r.m.

een schrijver van bestsellers

ein Bestsellerautor

de schrijver van een draaiboek

der Drehbuchautor

een geboren schrijver

ein geborener Schriftsteller

de klassieke schrijver

der Klassiker

de schrijver van streekromans

der Heimatschriftsteller

de schrijver van streekromans

der Heimatdichter

2. schrijver (persoon die iets schrijft):

schrijver

Schreiber r.m.

schrijver

Verfasser r.m.

hij is geen schrijver

er ist schreibfaul

3. schrijver (ambtenaar(srang)):

schrijver

Schreiber r.m.

schrijver

Schreibkraft r.ż.

4. schrijver (registreerapparaat):

schrijver

Schreiber r.m.

schrijf·fout <schrijffout|en> [sxrɛifɑut] RZ. r.ż.

schrijffout

Schreibfehler r.m.

schrijffout (de spelling)

Rechtschreibfehler r.m.

schrijf·ge·rei [sxrɛifxərɛi] RZ. r.n. geen l.mn.

schrijfgerei

Schreibzeug r.n.

schrijfgerei

Schreibgeräte l.mn.

schrijfgerei

Schreibwaren l.mn.

schrijfgerei (benodigdheden)

Schreibbedarf r.m.

schrijf·kunst [sxrɛifkʏnst] RZ. r.ż. geen l.mn.

schrijfkunst (schoonschrijven)

Schreibkunst r.ż.

schrijfkunst (schoonschrijven)

Kalligraphie r.ż.

schrijfkunst (teksten)

Schreibgewandtheit r.ż.

schrijfkunst (literaire teksten)

Dichtkunst r.ż.

schrijf·taal [sxrɛiftal] RZ. r.ż. geen l.mn.

schrijftaal

Schriftsprache r.ż.

de Duitse schrijftaal

das Schriftdeutsch(e)

zich uitdrukken als in de schrijftaal

sich schriftsprachlich ausdrücken

schrijf·werk [sxrɛɪfwɛrək] RZ. r.n. geen l.mn.

schrijfwerk

Schreibarbeit r.ż. l.mn.

schrijf·wij·ze <schrijfwijze|n> [sxrɛifwɛizə] RZ. r.ż.

1. schrijfwijze (handschrift):

schrijfwijze

Handschrift r.ż.

schrijfwijze

Schrift r.ż.

2. schrijfwijze (spelling):

schrijfwijze

Schreibung r.ż.

schrijfwijze

Schreibweise r.ż.

3. schrijfwijze (schrijfstijl):

schrijfwijze

Schreibstil r.m.

schrijfwijze

Schreibweise r.ż.

schrij·ve·rij <schrijverij|en> [sxrɛɪvərɛɪ] RZ. r.ż.

schrijverij

Geschreibe r.n. kein l.mn.

schrijverij

Schreiberei r.ż.

schrijverij (auteur)

Schriftstellerei r.ż. kein l.mn.