Tłumaczenia dla hasła „betrapt“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

ge·trapt [ɣətrɑpt] PRZYM.

getrapt

gestuft

getrapt przen.

gestaffelt

een getrapte loonschaal

eine gestufte Lohnskala

een getrapte raket

eine Stufenrakete

getrapte verkiezingen

indirekte Wahlen l.mn.

ge·tapt [ɣətɑpt] PRZYM.

getapt

beliebt

getapt

gern gesehen

af·ge·trapt [ɑfxətrɑpt] PRZYM.

afgetrapt

ausgetreten

be·trap·pen <betrapte, h. betrapt> [bətrɑpə(n)] CZ. cz. przech.

betrappen

ertappen

betrappen

erwischen pot.

iem op een leugen betrappen

jdn beim Lügen ertappen

be·trach·ten <betrachtte, h. betracht> [bətrɑxtə(n)] CZ. cz. przech.

betrachten (plicht)

nachkommen +C.

betrachten (plicht)

erfüllen

betrachten (deugd)

üben

betrachten (geheimhouding)

bewahren

clementie betrachten

Milde walten lassen

stilzwijgen betrachten

Stillschweigen bewahren

voorzichtigheid betrachten

Vorsicht üben

betr.

1. betr.:

betr.

betr.

2. betr.:

betr.

bez.

Zobacz też betrokken , betreffende , betreffende

be·trok·ken <betrokken, meer betrokken, meest betrokken> [bətrɔkə(n)] PRZYM.

1. betrokken (met wolken bedekt):

betrokken

bedeckt

betrokken

bewölkt

betrokken

bezogen

2. betrokken (somber, treurig):

betrokken

bedrückt

betrokken

trüb

betrokken

betrübt

de betrokken ambtenaar

der betreffende Beamte

de betrokken partijen

die beteiligten Parteien

de betrokken partijen

die Beteiligten

be·tref·fen·de² [bətrɛfəndə] PRZYIM.

betreffende

hinsichtlich +D.

betreffende

bezüglich +D.

betreffende adm.

betreffs +D.

be·tref·fen·de¹ [bətrɛfəndə] PRZYM. przyd.

betreffende

betreffend

betreffende

bezüglich

ver·kapt [vərkɑpt] PRZYM.

verkapt

verkappt

verkapt (verborgen)

versteckt

een verkapte vorm van discriminatie

eine verkappte Form der Diskriminierung

be·taald [bətalt] PRZYM.

1. betaald (beroeps):

betaald

berufsmäßig

betaald

Berufs-

2. betaald (gekocht, gehuurd):

betaald

gedungen

betaalde moordenaars

gedungene(n) Mörder l.mn.

iem iets betaald zetten

jdm etw heimzahlen

be·hept [bəhɛpt] PRZYM.

behept

behaftet

met fouten behept

mit Fehlern behaftet

met vooroordelen behept zijn

in Vorurteilen befangen sein

be·dompt <bedompte, bedompter, bedomptst> [bədɔmt] PRZYM.

1. bedompt:

bedompt (benauwd: vochtig, muf)

dumpf

bedompt (benauwd: vochtig, muf)

dumpfig

bedompt (benauwd: rokerig)

dunstig

bedompt (benauwd: verbruikt)

stickig

een bedompte atmosfeer

eine dumpfe Atmosphäre

bedompt licht

trübe(s) Licht r.n.

de bedompte lucht

die stickige Luft r.ż.

2. bedompt (bekrompen):

bedompt

stumpfsinnig

bedompt

dumpf

3. bedompt (beslagen):

bedompt

angelaufen

be·knopt <beknopte, beknopter, beknoptst> [bəknɔpt] PRZYM.

beknopt

gedrängt

beknopt

knapp

beknopt

kurz

beknopt antwoorden

kurz und bündig antworten

een beknopte handleiding

ein Leitfaden

zich beknopt uitdrukken

sich kurz fassen

af·trap <aftrap|pen> [ɑftrɑp] RZ. r.m.

aftrap

Anstoß r.m.