Tłumaczenia dla hasła „hinunterkommen“ w niderlandzko » niemiecki słowniku

(Przełącz na niemiecko » niderlandzki)

neer·ko·men <kwam neer, i. neergekomen> [nerkomə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. neerkomen:

neerkomen (hard neerkomen)

aufschlagen

neerkomen (landen)

niedergehen

met het hoofd op de straat neerkomen

mit dem Kopf auf der Straße aufschlagen

2. neerkomen (treffen):

neerkomen

treffen

alles komt op mij neer przen.

immer bin ich für alles verantwortlich

de zweepslagen kwamen hard op hem neer

die Peitschenhiebe trafen ihn hart

3. neerkomen (de bedoeling hebben):

neerkomen

hinauslaufen auf +B.

dat komt op hetzelfde neer

das läuft auf dasselbe hinaus

dat komt op het volgende neer

das läuft darauf hinaus, dass …

on·der·ko·men¹ <onderkomen|s> [ɔndərkomə(n)] RZ. r.n.

onderkomen

Unterkunft r.ż.

onderkomen

Bleibe r.ż.

onderkomen

Obdach r.n. form.

in·stem·men <stemde in, h. ingestemd> [ɪnstɛmə(n)] CZ. cz. nieprzech.

instemmen

zustimmen

met een voorstel instemmen

einem Vorschlag zustimmen

uit·gom·men <gomde uit, h. uitgegomd> [œytxɔmə(n)] CZ. cz. przech.

uitgommen

ausradieren

uitgommen

wegradieren

ver·dom·men <verdomde, h. verdomd> [vərdɔmə(n)] CZ. cz. przech.

1. verdommen (vertikken):

verdommen

sich weigern

dat verdom ik

ich denke nicht daran

2. verdommen (schelen):

verdommen

völlig wurs(ch)t sein

ver·mom·men <vermomde, h. vermomd> [vərmɔmə(n)] CZ. cz. przech.

1. vermommen (verkleden):

vermommen

(sich) vermummen

2. vermommen przen.:

vermommen

tarnen

vermommen

maskieren

de ware strekking vermommen

den wahren Zweck verschleiern

ˈover·ko·men¹ <kwam over, i. overgekomen> [ovərkomə(n)] CZ. cz. nieprzech.

1. overkomen (over iets heen komen):

overkomen

kommen über +B.

we konden de straat niet overkomen

wir konnten nicht über die Straße kommen

er komt net een vliegtuig over

eben fliegt gerade ein Flugzeug über uns (hin)weg

2. overkomen przen.:

overkomen (begrepen worden)

ankommen

overkomen (een bepaalde indruk maken)

wirken

zijn grappen kwamen niet goed over bij het publiek

seine Witze kamen beim Publikum nicht gut an

sympathiek overkomen

sympathisch wirken

3. overkomen (van elders komen):

overkomen

herüberkommen

uit Amerika overkomen

aus Amerika herüberkommen

in·klem·men <klemde in, h. ingeklemd> [ɪŋklɛmə(n)] CZ. cz. przech.

inklemmen

einklemmen