niderlandzko » niemiecki

be·stra·len <bestraalde, h. bestraald> [bəstralə(n)] CZ. cz. przech.

neu·tra·li·se·ren <neutraliseerde, h. geneutraliseerd> [nøtralizerə(n)] CZ. cz. przech.

neu·tra·li·teit [nøtralitɛit] RZ. r.ż. geen l.mn.

x-stra·len [ɪkstralə(n)] RZ. l.mn.

neu·tron <neutron|en, neutron|s> [nœytrɔn, nøtrɔn] RZ. r.n. nat.

ver·ta·len <vertaalde, h. vertaald> [vərtalə(n)] CZ. cz. przech.

1. vertalen (in een andere taal overbrengen):

zand·stra·len <zandstraalde, h. gezandstraald> [zɑntstralə(n)] CZ. cz. przech.

her·ha·len1 <herhaalde, h. herhaald> [hɛrhalə(n)] CZ. cz. przech. (opnieuw doen, zeggen; nadoen)

ont·ha·len <onthaalde, h. onthaald> [ɔnthalə(n)] CZ. cz. przech.

3. onthalen przen. (vergasten op):

uit·ha·len1 <haalde uit, h. uitgehaald> [œythalə(n)] CZ. cz. przech.

5. uithalen (besparen):

ver·ha·len1 <verhaalde, h. verhaald> [vərhalə(n)] CZ. cz. przech. (zich schadeloosstellen)

weg·ha·len <haalde weg, h. weggehaald> [wɛxhalə(n)] CZ. cz. przech.

1. weghalen (wegvoeren):

2. weghalen (stelen):

ver·schra·len <verschraalde, i. verschraald> [vərsxralə(n)] CZ. cz. nieprzech.

2. verschralen (weer, huid):

neu·tra·li·sa·tie [nøtraliza(t)si] RZ. r.ż. geen l.mn.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski