niderlandzko » niemiecki

om·lei·den <leidde om, h. omgeleid> [ɔmlɛidə(n)] CZ. cz. przech.

mee·din·gen <dong mee, h. meegedongen> [medɪŋə(n)] CZ. cz. nieprzech.

op·lei·ding <opleiding|en> [ɔplɛidɪŋ] RZ. r.ż.

2. opleiding (instituut):

om·leg·gen <legde om, h. omgelegd> [ɔmlɛɣə(n)] CZ. cz. przech.

1. omleggen (om iets heen leggen):

legen um +B.

3. omleggen ((vaar)wegen):

4. omleggen (van ligging laten verwisselen):

be·din·gen <bedong, h. bedongen> [bədɪŋə(n)] CZ. cz. przech.

af·lei·ding <afleiding|en> [ɑflɛidɪŋ] RZ. r.ż.

1. afleiding (ontspanning):

Ablenkung r.ż.

2. afleiding taalk. (het afleiden):

Ableitung r.ż.

in·lei·ding <inleiding|en> [ɪnlɛidɪŋ] RZ. r.ż.

1. inleiding (woorden vóór het eigenlijke onderwerp):

Einleitung r.ż.

2. inleiding (voorwoord, introductie):

Einleitung r.ż.
Einführung r.ż.

3. inleiding (voorbereiding tot kennis, begrip van iets):

Einführung r.ż.

4. inleiding (het binnenleiden):

Einführung r.ż.

me·de·din·gen CZ. cz. nieprzech.

mededingen → meedingen

Zobacz też meedingen

mee·din·gen <dong mee, h. meegedongen> [medɪŋə(n)] CZ. cz. nieprzech.

af·din·gen1 <dong af, h. afgedongen> [ɑvdɪŋə(n)] CZ. cz. nieprzech.

gas·lei·ding <gasleiding|en> [ɣɑslɛidɪŋ] RZ. r.ż.

mis·lei·ding <misleiding|en> [mɪslɛidɪŋ] RZ. r.ż.

ver·lei·ding <verleiding|en> [vərlɛidɪŋ] RZ. r.ż.

her·lei·ding <herleiding|en> [hɛrlɛɪdɪŋ] RZ. r.ż.


Interfejs: Deutsch | English | Español | Italiano | Polski