Tłumaczenia dla hasła „Br.“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

Br.

1. Br.:

Br.

br.

2. Br. GOSP.:

Br.

br.

Zobacz też Brief , Breite

Brief <Brief(e)s, Briefe> [briːf] RZ. r.m.

1. Brief (Schreiben):

Brief

brief

Brief

schrijven r.n.

ein blauer Brief przen.

een ontslagbrief

ein blauer Brief przen.

een mededeling aan de ouders over slechte prestaties van de leerling(e)

ein eingeschriebener/offener Brief

een aangetekende/open brief

mit jdm Briefe wechseln

met iem corresponderen

2. Brief (Mäppchen):

Brief

brief

Brief

mapje

ein Brief Nähnadeln/Streichhölzer

een mapje naainaalden/lucifers

3. Brief GOSP. (Briefkurs):

Brief

laten

Brief

laatkoers

Brief

verkoopkoers

ˈBrei·te <Breite, Breiten> [ˈbr͜aitə] RZ. r.ż.

1. Breite (Ausgedehntheit):

Breite

breedte

sie ist in die Breite gegangen przen.

ze is in de breedte gegroeid [o. dikker geworden]

der Breite nach

in de breedte

(auf [o. unter]) 40° nördlicher/südlicher Breite

(op) 40° noorderbreedte/zuiderbreedte

Breite über alles

totale breedte

2. Breite (Ausführlichkeit):

Breite

breedvoerigheid

sein Stil geht in die Breite

hij heeft een breedvoerige stijl

die Studie geht in die Breite

de studie is breed opgezet

einen Vorgang in aller Breite schildern

een gebeurtenis in geuren en kleuren vertellen

3. Breite (Region) l.mn.:

Breite

streek

Breite

zone