Tłumaczenia dla hasła „Gewokt“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ge·ˈwohnt [gəˈvoːnt] PRZYM.

gewohnt

gewoon

gewohnt

gewend

gewohnt

vertrouwd

gewohnt

bekend

etw gewohnt sein

iets gewoon [o. gewend] zijn

jung gewohnt, alt getan przysł.

jong geleerd [o. gewend] , oud gedaan

ge·ˈwollt [ɡəˈvɔlt] PRZYM.

gewollt

gekunsteld

gewollt

gemaakt

ge·ˈwagt [gəˈvaːkt] PRZYM.

gewagt (kühn)

gewaagd

gewagt (freizügig)

gedurfd

gewagt (gefährlich)

riskant

ge·ˈwo·gen¹ [gəˈvoːgn̩] PRZYM. podn. (günstig gesinnt)

gewogen

genegen

gewogen

welgezind

gewogen

toegenegen

gewogen

gunstig gezind

er zeigte sich meinem Plan gewogen

hij stond welwillend tegenover mijn plan

ge·ˈwo·ben [gəˈvoːbn] CZ.

gewoben im. cz. przeszł. von weben¹, weben², weben³

Zobacz też weben , weben , weben

ˈwe·ben³ [ˈveːbn̩] CZ. cz. zwr. niereg. podn. przen. (auf geheimnisvolle Weise entstanden)

weben

op geheimzinnige wijze ontstaan

ˈwe·ben² <wob, gewoben> [ˈveːbn̩] CZ. cz. nieprzech.

1. weben (vom Pferd):

weben

weven

2. weben podn. przen. (in Bewegung sein, tätig sein):

weben

zich bewegen

weben

in beweging zijn

weben

werkzaam zijn

weben

waren

ˈwe·ben¹ [ˈveːbn̩] CZ. cz. przech. niereg.

weben

weven fig.

die Spinne webt ihr Netz

de spin spint haar web

ge·ˈwählt [gəˈvɛːlt] PRZYM.

gewählt

keurig

gewählt

select

gewählt

verzorgd

ge·ˈwandt¹ [gəˈvant] PRZYM.

1. gewandt:

gewandt

vlot

gewandt

gemakkelijk

2. gewandt:

gewandt

handig

gewandt

behendig

gewandt

vlug

ge·ˈwieft [gəˈviːft] PRZYM. pot.

gewieft

gewiekst

gewieft

gehaaid

gewieft

slim

gewieft

handig

ge·ˈwillt [gəˈvɪlt] PRZYM.

gewillt

van zins

gewillt

genegen

gewillt

geneigd

gewillt

van plan