Tłumaczenia dla hasła „Verweigerin“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ver·ˈwei·gern CZ. cz. przech.

verweigern

weigeren

verweigern

ontzeggen

verweigern

niet toestaan

die Aussage verweigern PR.

weigeren te getuigen

den Gehorsam verweigern

weigeren te gehoorzamen

das Hindernis verweigern SPORT

weigeren de hindernis te nemen

den Wehrdienst verweigern

dienst weigeren

Ver·ˈwei·ge·rung <Verweigerung, Verweigerungen> RZ. r.ż.

Verweigerung

weigering

Verweigerung

ontzegging

Ver·ˈwei·ge·rer (Ver·wei·ge·rin) <Verweigerers, Verweigerer> [fɛɐ̯ˈv͜aiɡərɐ] RZ. r.m. (r.ż.) (Kriegsdienstverweigerer/-verweigerin)

Verweigerer (Ver·wei·ge·rin)

(dienst)weigeraar((dienst)weigeraarster) r.m. (r.ż.)

ver·ˈwei·len CZ. cz. nieprzech. podn. (sich aufhalten)

verweilen

(ver)blijven

verweilen

vertoeven

bei einem Gedanken verweilen przen. (sich mit etw beschäftigen)

bij een gedachte blijven stilstaan

ver·ˈwei·sen [fɛɐ̯ˈv͜aizn̩] CZ. cz. przech. niereg.

1. verweisen veraltet podn.:

verweisen

berispen

verweisen

terechtwijzen

2. verweisen:

verweisen

uitwijzen

3. verweisen:

an die zuständige Instanz verweisen

naar de bevoegde instantie verwijzen

4. verweisen:

verweisen

wijzen (op)

verweisen

attent maken (op)

5. verweisen SPORT:

jdn des Platzes verweisen

iem van [o. uit] het veld sturen

einen Schüler von der Schule verweisen

een leerling van school verwijderen

6. verweisen SPORT:

den Gegner auf den dritten Rang verweisen

de tegenstander naar de derde plaats terugdringen

ver·ˈwe·gen [fɛɐ̯ˈveːgn̩] PRZYM.

verwegen

vermetel

verwegen

stout(moedig)

verwegen

koen

sie trug ein verwegenes Hütchen żart.

ze droeg een gedurfd [o. heel opvallend] hoedje