Tłumaczenia dla hasła „exaltieren“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ex·al·ˈtiert [ɛksalˈtiːɐ̯t] PRZYM. podn.

exaltiert

geëxalteerd

ex·a·mi·ˈnie·ren [-ˈniːrən] CZ. cz. przech.

1. examinieren SZK.:

examinieren

examineren

2. examinieren podn. (prüfend ausfragen):

examinieren

uithoren

examinieren

ondervragen

3. examinieren podn. (gründlich untersuchen):

examinieren

onderzoeken

examinieren

keuren

re·sul·ˈtie·ren [resʊlˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech. podn.

resultieren

resulteren

daraus resultiert, …

daaruit vloeit voort, …

seine Politik wird in einer Diktatur resultieren

zijn politiek zal op een dictatuur uitlopen

re·vol·ˈtie·ren [revɔlˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech. podn.

revoltieren

revolteren

revoltieren

in opstand [o. verzet] komen

da·ˈtie·ren¹ [daˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. datieren:

datieren

dateren

datieren

bestaan

2. datieren:

datieren

dateren

datieren

afkomstig zijn

die Vase datiert aus dem 2. Jahrhundert

de vaas stamt uit de 2e eeuw

am·ˈtie·ren [amˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. amtieren (ein Amt innehaben):

amtieren

een ambt uitoefenen [o. bekleden] [o. vervullen]

amtieren

in functie zijn

als Direktor amtieren

het ambt van directeur uitoefenen

2. amtieren (fungieren):

amtieren

een ambt waarnemen

amtieren

fungeren

der amtierende Ministerpräsident

de waarnemende minister-president [o. eerste minister]

pak·ˈtie·ren [pakˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. paktieren (Absprachen treffen):

paktieren

pacteren

2. paktieren (sich verbünden):

paktieren

gemene zaak maken

paktieren

heulen

gas·ˈtie·ren [gasˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. gastieren TEATR:

gastieren

een gastrol spelen

2. gastieren SPORT:

gastieren

te gast zijn

gastieren

uitspelen

han·ˈtie·ren [hanˈtiːrən] CZ. cz. nieprzech.

1. hantieren (sich beschäftigen):

hantieren

aan het werk zijn

hantieren

bezig zijn

die Mutter hantiert am Herd/in der Küche

moeder staat aan het fornuis/is in de keuken bezig

an einem Motorrad hantieren

aan een motorfiets sleutelen [o. werken]

2. hantieren (herumhantieren):

hantieren

hanteren

hantieren

gebruiken

hantieren

omgaan met

as·phal·ˈtie·ren [asfalˈtiːrən] CZ. cz. przech.

asphaltieren

asfalteren

Przykłady jednojęzyczne (niezredagowane i niesprawdzone przez PONS)

niemiecki

Auf viele heutige Zuschauer dürfte das hektische Gestikulieren der Laien und das pathetische Spiel der professionellen Darsteller reichlich exaltiert wirken.

de.wikipedia.org

Der Gesang ist oft exaltiert, die Liedtexte mitunter rätselhaft.

de.wikipedia.org

Die Blondine zeigt sich exaltiert, nachdenklich, wechselmütig, chaotisch, egozentrisch, etwas überarbeitet, verletzlich und ganz sicher warmherzig.

de.wikipedia.org

Sie machte einen verschrobenen Eindruck, war exaltiert und aggressiv wie eine Suffragette.

de.wikipedia.org

Dabei gefalle sie sich „entgegen ihrem Image als scheue Darstellerin, die nicht einmal Interviews gibt“ als „exaltierte, hibbelige Nervensäge, deren Eitelkeit verletzt wurde.

de.wikipedia.org