Tłumaczenia dla hasła „losknippen“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈlos·krie·gen CZ. cz. przech.

1. loskriegen pot. (lösen können):

loskriegen

loskrijgen

2. loskriegen pot. (verkaufen können):

loskriegen

kwijtraken

ˈaus·kip·pen CZ. cz. przech. pot.

auskippen

uitschudden

auskippen

uitgieten

auskippen

uitgooien

ˈaus·knip·sen CZ. cz. przech.

1. ausknipsen pot. (ausmachen, ausdrehen):

ausknipsen

uitknippen

ausknipsen

uitdoen

ausknipsen

uitdraaien

2. ausknipsen (ausdrücken):

ausknipsen

uitduwen

ˈschnip·pen [ˈʃnɪpn̩] CZ. cz. nieprzech. (mit den Fingern schnalzen)

schnippen

knippen

schnippen

een knippend geluid maken

ˈlos·kau·fen CZ. cz. przech.

loskaufen

loskopen

loskaufen

vrijkopen

ˈlos·kom·men CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. loskommen pot. (freikommen):

loskommen

loskomen

loskommen

vrijkomen

2. loskommen pot. (wegkommen):

loskommen

wegkomen

beim Start kam er gut los

bij de start kwam hij goed weg

ˈab·kip·pen¹ CZ. cz. nieprzech.

abkippen

omkantelen

abkippen

afglijden

abkippen

zijn evenwicht verliezen

ˈschip·pen [ˈʃɪpn̩] CZ. cz. przech. reg.

schippen

scheppen

ˈum·kip·pen¹ CZ. cz. nieprzech.

1. umkippen (seitlich umfallen):

umkippen

omkantelen

umkippen

omkiep(er)en

umkippen

omvallen

umkippen NAUT.

kapseizen

2. umkippen (bewusstlos zu Boden fallen):

umkippen

flauwvallen

3. umkippen pot.:

umkippen

omslaan

umkippen (bei Wein a.)

tourneren

4. umkippen pot. pej. (die Meinung ändern):

umkippen

van mening veranderen

umkippen

overstag gaan

5. umkippen pot. pej. (ins Gegenteil umschlagen):

umkippen

door de knieën gaan

umkippen

door de mand vallen

6. umkippen pot. (Stimme):

umkippen

overslaan

ˈaus·flip·pen [ˈ͜ausflɪpn̩] CZ. cz. nieprzech.

1. ausflippen pot. (drogenabhängig sein):

ausflippen

zijn toevlucht nemen tot drugs

für den Ausgeflippten kam jede Hilfe zu spät

voor de geflipte drugsgebruiker kwam elke hulp te laat

ausgeflippte Jugendliche

jongeren die hun toevlucht nemen tot drugs

2. ausflippen pot. (der Gesellschaft entfliehen):

ausflippen

de maatschappij ontvluchten

3. ausflippen pot. (überschnappen):

ausflippen

het op de zenuwen krijgen

ausflippen

in paniek raken

4. ausflippen pot. (sich wahnsinnig freuen):

ausflippen

uit zijn bol gaan [o. raken]

vor Freude ausflippen

buiten zichzelf van vreugde zijn