Tłumaczenia dla hasła „lospoltern“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

ˈpol·tern [ˈpɔltɐn] CZ. cz. nieprzech.

1. poltern (lärmend gehen):

poltern

kabaal [o. lawaai] maken

poltern

stommelen

2. poltern (rumpeln):

poltern

bolderen

poltern

denderen

ein polternder Wagen

een ratelende wagen

3. poltern (toben, rasen):

poltern

bulderen

poltern

tekeergaan

4. poltern pot. (Polterabend feiern):

poltern

de ‘Polterabend’ vieren

ˈpols·tern [ˈpɔlstɐn] CZ. cz. przech. pot. (finanziell absichern, mit Polster versehen)

polstern

stofferen

polstern

(op)vullen

polstern

bekleden

gut gepolstert sein pot. żart.

mollig zijn

gut gepolstert sein pot. żart.

goed in de slappe was zitten

gepolsterte Schultern

schouders met vullingen

ˈschul·tern [ˈʃʊltɐn] CZ. cz. przech.

1. schultern (tragen):

schultern

schouderen

schultern

op de schouder(s) nemen [o. dragen]

2. schultern (beim Ringen):

schultern

met de schouders op de mat(ras) drukken

sub·al·ˈtern [zʊpʔalˈtɛrn] PRZYM.

1. subaltern:

subaltern

subaltern

subaltern

ondergeschikt

subaltern

van lagere rang

subaltern

lager

2. subaltern podn. pej.:

subaltern

onzelfstandig

3. subaltern podn. pej.:

subaltern

onderdanig

subaltern

nederig

ˈGroß·el·tern RZ. l.mn.

Großeltern

grootouders

ˈZieh·el·tern RZ.

Zieheltern l.mn. reg.:

Zieheltern

pleegouders

ˈPfle·ge·el·tern RZ. l.mn.

Pflegeeltern

pleegouders

ˈUr·groß·el·tern RZ. l.mn.

Urgroßeltern

overgrootouders

Po·ˈlar·stern RZ. r.m.

Polarstern

Poolster

Polarstern

Noordster

ˈflüs·tern [ˈflʏstɐn] CZ. cz. przech.

flüstern

fluisteren

jdm etw ins Ohr flüstern

iem iets in het oor fluisteren

das kann ich dir flüstern! pot.

reken maar!

das kann ich dir flüstern! pot.

dat kan ik je verzekeren!

wer hat ihm denn das geflüstert? pot.

wie heeft hem dat verteld?

dem werde ich (et)was flüstern! pot. przen.

die zal ik eens duidelijk de waarheid zeggen!