Tłumaczenia dla hasła „schitterde“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

ˈSchaf·her·de RZ. r.ż.

Schafherde

kudde schapen

Be·ˈschwer·de¹ <Beschwerde, Beschwerden> [bəˈʃveːɐ̯də] RZ. r.ż. (Klage)

Beschwerde

klacht

Beschwerde

grief

Beschwerde

bezwaar r.n.

Beschwerde einlegen [o. einreichen ]

protesteren

Beschwerde einlegen [o. einreichen ]

protest [o. bezwaar] aantekenen

Beschwerde einlegen [o. einreichen ] PR.

verzet aantekenen [o. doen]

er führte Beschwerde über den Zustand

hij beklaagde zich over de toestand

ˈSchie·fer·dach RZ. r.n.

Schieferdach

leiendak r.n.

Be·ˈgier·de <Begierde, Begierden> [bəˈgiːɐ̯də] RZ. r.ż.

Begierde

begeerte

Begierde

(heftig) verlangen r.n.

Begierde

lust

ˈschi·cken¹ [ˈʃɪkn̩] CZ. cz. przech. (senden)

schicken

sturen

schicken

zenden

jdm die Polizei auf den Hals schicken pot.

iem de politie op z'n dak sturen

jdn auf die Bretter [o. zu Boden] schicken SPORT (Boxen)

iem vloeren [o. neerslaan]

jdn auf die Bretter [o. zu Boden] schicken SPORT (Boxen)

iem tegen de vlakte [o. grond] slaan

jdn einkaufen schicken

iem boodschappen laten doen

jdn in den April schicken

iem op 1 april voor de gek houden

ein Kind schlafen schicken

een kind naar bed sturen

jdn zum Teufel schicken

iem laten opdonderen

ˈschie·ben¹ <schob, geschoben> [ˈʃiːbn̩] CZ. cz. przech.

schieben

(voort)schuiven

schieben

(voort)duwen

das Fahrrad auf den Berg schieben

de fiets de berg op duwen

er schob seine Schmerzen auf das Wetter

hij gaf het weer de schuld voor zijn pijn

jdn schieben przen. (antreiben)

iem ertoe brengen (iets te doen)

etw zur Seite schieben przen.

iets terzijde schuiven

jdm eine schieben pot.

iem een oorveeg geven

ˈschif·fen² [ˈʃɪfn̩] CZ. cz. bezosob. pot. (regnen)

es schifft

het plenst

es schifft

het giet

Schi·ˈmä·re <Schimäre, Schimären> [ʃiˈmɛːrə] RZ. r.ż. podn.

Schimäre

hersenschim

Schimäre

drogbeeld r.n.

Schimäre

chimère

ˈSchim·mer <Schimmers, Schimmer> [ˈʃɪmɐ] RZ. r.m.

1. Schimmer (matter Glanz):

Schimmer

(zwakke) glans

Schimmer

schijnsel r.n.

Schimmer

schijn

2. Schimmer przen. (kleine Spur):

Schimmer

zweem(pje) r.n.

Schimmer

glimp

Schimmer

sprankje r.n.

ein Schimmer von Hoffnung

een zweem van hoop

ein Schimmer von Hoffnung

een zweempje [o. sprankje] hoop

3. Schimmer pot. przen. (Idee):

Schimmer

notie

Schimmer

benul r.n.

Schimmer

idee r.n.

keinen blassen Schimmer haben

(er) geen flauw benul [o. idee] (van) hebben

ˈschin·den <schindete, geschunden> [ˈʃɪndn̩] CZ. cz. przech.

1. schinden (grausam antreiben):

schinden

afbeulen

schinden

afjakkeren

schinden

uitzuigen

schinden

kwellen

2. schinden pot. (sparen):

schinden

sparen

schinden

omzeilen

Fahrgeld schinden

zwart rijden

3. schinden pot. (heraus locken):

schinden

uitlokken

bei jdm ein paar Euro schinden

iem een paar euro aftroggelen

Eindruck schinden (wollen)

op alle mogelijke manieren indruk willen maken

Eindruck schinden (wollen)

erg willen imponeren

Zeit schinden

tijd (trachten te) winnen