Tłumaczenia i wymowa theat w niemiecko » niderlandzki słowniku

(Przełącz na niderlandzko » niemiecki)

The·ˈa·ter <Theaters, Theater> [teˈaːtɐ] RZ. r.n.

1. Theater:

Theater (Schauspielkunst)

theater r.n.

Theater (Gebäude)

schouwburg

Theater (Gebäude)

toneel r.n.

Theater przen.

komedie

demnächst in diesem Theater pot. przen.

binnenkort

alles nur Theater pot. przen.

allemaal (maar) komedie!

alles nur Theater pot. przen.

niks dan aanstellerij!

das Städtische Theater

de stadsschouwburg

Theater spielen przen. pot.

toneel spelen

zum Theater gehen

bij het toneel gaan

2. Theater pot. pej. (Umstände) kein l.mn.:

Theater

(kouwe) drukte

Theater

gedoe r.n.

Theater

gedonder r.n.

Theater

herrie

das wird bestimmt Theater geben!

daar komt beslist herrie [o. gedonder] van!

mach kein Theater!

stel je niet zo aan!

Schluss mit dem Theater!

hou op met dat gedonder!

ein furchtbares Theater wegen etw D. machen

een drukte van belang om iets maken

ein furchtbares Theater wegen etw D. machen

zich vreselijk druk maken over iets

The·ˈma·tik <Thematik, Thematiken> [teˈmaːtɪk] RZ. r.ż. meist l.poj. a. MUZ.

Thematik

thematiek