Tłumaczenia dla hasła „verbableitung“ w niemiecko » niderlandzki słowniku

Ver·ˈbrei·tung [fɛɐ̯ˈbr͜aitʊŋ] RZ. r.ż.

Verbreitung BOT., MED.

verspreiding

Verbreitung MEDIA (das Verbreiten)

verbreiding

Ver·ˈar·bei·tung <Verarbeitung, Verarbeitungen> [-tʊŋ] RZ. r.ż.

1. Verarbeitung:

Verarbeitung (Fertigungsqualität)

verwerking

Verarbeitung (das Verarbeiten)

het verwerken

in ausgezeichneter Verarbeitung

op uitstekende wijze verwerkt

2. Verarbeitung (Verarbeitungsmethode) meist l.poj.:

Verarbeitung

verwerkingsmethode

ˈSter·be·be·glei·tung RZ. r.ż.

Sterbebegleitung

stervensbegeleiding

ˈAb·lei·tung RZ. r.ż.

1. Ableitung (Umleitung, Folgerung):

Ableitung

afleiding

2. Ableitung JĘZ. (abgeleitetes Wort):

Ableitung

afleiding

Ableitung

afgeleid woord r.n.

3. Ableitung MAT.:

Ableitung

afgeleide van een functie

Be·ˈglei·tung <Begleitung, Begleitungen> [bəˈgl͜aitʊŋ] RZ. r.ż.

Begleitung a. MUZ.

begeleiding

Begleitung (Gefolge)

escorte r.n.

Begleitung (Gefolge)

konvooi r.n.

Begleitung (Gefolge)

geleide r.n.

ˈOber·lei·tung RZ. r.ż.

1. Oberleitung (Führung):

Oberleitung

hoofdleiding

Oberleitung

hoogste leiding

2. Oberleitung (Fahrdraht):

Oberleitung

bovenleiding

ˈFrei·lei·tung RZ. r.ż.

Freileitung

bovengrondse (elektrische) leiding

ver·ˈblei·ben [fɛɐ̯ˈbl͜aibn̩] CZ. cz. nieprzech. niereg.

1. verbleiben podn.:

verbleiben (bleiben)

verblijven

verbleiben (sich aufhalten)

vertoeven

verbleiben (sich aufhalten)

zich ophouden

ein weiteres Verbleiben im Amt ist undenkbar

een verder aanblijven in het ambt is ondenkbaar

2. verbleiben podn. (bleiben):

verbleiben

(ver)blijven

verbleiben

voortdurend zijn

er verblieb zeit seines Lebens ein Idealist

hij bleef zijn leven lang een idealist

3. verbleiben (eine Vereinbarung treffen):

verbleiben

afspreken

verbleiben

het erop houden

wir sind so verblieben, dass …

we hebben afgesproken dat …

4. verbleiben podn. (übrig bleiben):

verbleiben

resteren

verbleiben

overblijven

das verbliebene Geld

het resterende [o. overgebleven] geld

Ver·ˈblen·dung <Verblendung, Verblendungen> RZ. r.ż.

1. Verblendung:

Verblendung

blindering

2. Verblendung:

Verblendung

verblinding

Verblendung

het verblinden

Verblendung

het verblind worden

ˈAn·lei·tung RZ. r.ż.

1. Anleitung (das Anleiten):

Anleitung

richtlijn

Anleitung

aanwijzing

Anleitung

instructie

Anleitung

onderwijs r.n.

2. Anleitung (Gebrauchsanleitung):

Anleitung

gebruiksaanwijzing

Anleitung

handleiding

Anleitung

leidraad

ˈÖl·lei·tung RZ. r.ż. (Pipeline)

Ölleitung

olie(pijp)leiding

ˈUm·lei·tung RZ. r.ż.

Umleitung

omleiding

Umleitung

wegomlegging

Ver·ˈban·nung <Verbannung, Verbannungen> [fɛɐ̯ˈbanʊŋ] RZ. r.ż.

1. Verbannung:

Verbannung

verbanning

Verbannung

ballingschap

in die Verbannung gehen/schicken

in ballingschap gaan/zenden

2. Verbannung kein l.mn.:

Verbannung

verbanning

Verbannung

het verbannen

ˈEin·lei·tung RZ. r.ż.

1. Einleitung (a. Vorwort):

Einleitung

inleiding

2. Einleitung (Beginn):

Einleitung

begin r.n.

ˈFlug·lei·tung RZ. r.ż.

Flugleitung

verkeersleiding

Flugleitung

vluchtleiding

ˈRohr·lei·tung RZ. r.ż.

Rohrleitung

buisleiding

Rohrleitung

pijpleiding

ˈStand·lei·tung RZ. r.ż. TELEK.

Standleitung

huurlijn

ˈWas·ser·lei·tung RZ. r.ż.

Wasserleitung

waterleiding

ver·ˈblei·chen <verblich, verblichen> [fɛɐ̯ˈbl͜aiçn̩] CZ. cz. nieprzech.

1. verbleichen (verblassen):

verbleichen

verbleken

verbleichen

bleek worden

2. verbleichen podn. veraltet (sterben):

verbleichen

heengaan

verbleichen

sterven